Lessen voor de regionale aanpak van huisvesting aandachtsgroepen
Waardevolle inzichten voor professionals die betrokken zijn bij het maken van regionale afspraken over de huisvesting van aandachtsgroepen.
We praten nu wel mee over bepaalde woonzorgproducten voor kwetsbare huurders, maar zijn we na de gemeentelijke aanbesteding nog wel partner? Veel van deze zorgen bleven onbesproken op de samenwerkingstafel. Lex Kamphues, als programmamanager druk doende om decentralisatie van Beschermd Wonen & Opvang te organiseren, zag het met lede ogen aan. “We sleepten deze zorgen met ons mee, zonder ze eigenlijk te bespreken of te verkennen of we ze konden oplossen.” Samen met de externe begeleider van het praktijklab Meerpartijensamenwerking, Manon de Caluwé van Common Eye, ging Kamphues op pad om eerst de bestuurders te interviewen. Hoe gedeeld is de ambitie tussen partners? Ervaren zij meerwaarde door de samenwerking? Kennen partijen elkaar voldoende op bestuurlijk, managerial en uitvoerend niveau? Is de samenwerking goed georganiseerd, hoe doen zij het als samenwerkend team? Zijn we op de goede weg samen?
Door deze gespreksronde ontstond veel inzicht in wat er speelt. Partners blijken de opgave breed te schrijven: er is veel commitment om te werken aan zelfstandig wonen en op de beweging van ambulantisering. Tegelijkertijd zijn er mitsen en maren: wat is realistisch?
Een eigen woning met voldoende randvoorwaarden in een situatie van schaarste (financiën, woningen, capaciteit) is soms moeilijk te realiseren, kansen verschillen per gemeente. Bovendien blijkt de gezamenlijke urgentie nog in ontwikkeling: de bestuurlijke en managerial sturing lijkt wat beperkt en doelen en deadlines zijn niet bij iedere organisatie bekend of doorvertaald naar gerichte interne stappen.
In samenwerkingsverbanden is het belangrijk dat de balans tussen ‘halen en brengen’ op orde is. Hier lijken partijen in het algemeen tevreden over: Leiden is weliswaar een sterke, vrij bepalende gemeente, maar de omliggende gemeenten waarderen de expertise, de capaciteit en voortrekkersrol. De omliggende gemeenten zetten zich in voor inwoners uit (nu) Leidse instellingen, maar krijgen (op andere dossiers) veel terug dat de samenwerking de moeite waard maakt. Bij corporaties en zorgorganisaties is ook teleurstelling te bespeuren in het tempoverschil tussen gemeenten.
Er zijn beelden over en weer over of andere organisaties hun rol voldoende pakken. Die ‘ander’ heeft daar op zijn beurt vervolgens weer een (plausibel) eigen verhaal bij. De contacten tussen de corporaties en de zorgorganisaties zijn wisselend van kwaliteit: wisselingen van de wacht, irritaties bij mislukte pogingen tot samenwerken. Op managerial en bestuurlijk niveau zijn de persoonlijke relaties beperkt ontwikkeld. Er zijn soms irritaties, maar ook behoefte aan dialoog en verbinding.
Kamphues: “Soms was ik echt verrast, bijvoorbeeld dat zorgaanbieders klagen over tekort aan woningen, maar helemaal geen contacten blijken te hebben met bestuurders van woningcorporaties. Dat wordt het probleem gemakkelijk bij de gemeente neergelegd, de gemeente moet dan de regie voeren.”
De gesprekken waren ook een spiegel voor zijn eigen gemeentelijke organisatie: “In de interviews ging de aandacht snel naar de fysieke kant: aantal woningen, de processen voor plaatsing. Minder vanzelfsprekend ging het over de betekenis van ambulantisering voor de eigen dienstverlening door zorgorganisaties. Regelmatig werd uitgesproken dat de (keten)samenwerking tussen zorginstellingen op dit gebied nog beperkt gestalte krijgt. Dit geldt ook voor de (keten)samenwerking over grenzen van gemeenten heen voor de doorstroom van cliënten. Ik mis dan de eigen visie van zorgaanbieders. Proactief, dat zij zelf antwoord geven op bijvoorbeeld wat zij wijkgericht willen aanpakken. Maar de zorgaanbieders vertelden mij ook dat dat zij wachten op wat de gemeente van ze wil.
Als je je gezamenlijke aanpak wilt verbeteren en wilt zorgen dat de producten en arrangementen die je aanbesteedt ook passen bij de praktijk, dan moet je als gemeente juist de inzet en deskundigheid van zorgpartijen gaan waarderen. Wij moeten veel meer het gesprek met deze partijen aanwakkeren. Ik ben ervan overtuigd dat je zo tot een beter resultaat komt in de aanbesteding.” De dialoog ontbreekt soms in de eigen organisatie en voor zichzelf ziet hij daarin een taak: “In de gesprekken met de eigen organisatie werd mij pas duidelijk hoe ver de gemeentelijke managers soms af staan van de opgave. We moeten dus veel meer doen als projectgroep om informatie te gaan brengen en halen.”
De belangrijkste opbrengst van de gesprekken is de afspraak vier maal per jaar een praktische overlegtafel te organiseren op directieniveau. Tijdens zo’n overleg spitten partners een thema door op elkaars belemmeringen en mogelijkheden. “Tijdens zo’n gesprek verdiep je je in elkaars denkwereld. Waar loop je tegenaan en waarom is dat voor jou een probleem? Eén van de dingen die we zo op tafel krijgen is de investering in vastgoed. In de bekostiging van zorgaanbieders zit nu een vergoeding voor wonen verwerkt, dus voor hen is het vaak financieel onaantrekkelijk om nu te scheiden. Dat moet je dus oplossen. Als gemeenten kregen we te horen dat partijen tot hun grote irritatie iedere keer op cliëntniveau de gemeentelijke dienstverlening moeten afstemmen, helaas is dat tot op de dag van vandaag niet opgelost. Daarom hebben we nu geld uitgetrokken voor een woonzorgregisseur die deze processen afstemt.”
Openheid en een dialoog ontstaan niet vanzelf ervaart Kamphues. “Belangrijk is dat je investeert in de relatie, bereid bent om je in de ander te verdiepen. Dat klinkt heel simpel, maar er wordt heel weinig doorgevraagd. Oprecht je willen verdiepen in de ander en begrijpen hoe het bij de ander werkt, dat zie ik vaak onvoldoende.” Ook zelf ervaart hij dat: “Iedereen zit tegen de aanbesteding aan te hikken. Er is dan niemand die aan mij vraagt: Waarom aanbesteden? Dan kan ik uitleggen dat ik als gemeente te maken hebt met een juridisch kader. Het is echt niet zo dat we ontevreden zijn over bestaande partners. Nivea (Niet invullen voor een ander) is echt regel één in samenwerking.”
Voor de Leidse samenwerking bracht het praktijklab inzicht. Kamphues: “Samenwerking in een netwerk is razend ingewikkeld door de hoeveelheid partijen, belangen en dat het van je verlangt dat je op voet van gelijkheid met elkaar optrekt. De nieuwe manier van organiseren vinden we nu in de praktijk uit. Het is heel fijn dat een kennisorganisatie met ons meedenkt.”
Lex Kamphues is programmamanager huisvesting bijzondere doelgroepen bij de gemeente Leiden.