Van centraal naar lokaal: een nieuwe mindset voor de energietransitie
Organiseer het energiesysteem niet langer centraal, stelt Pallas Agterberg van Alliander, maar met lokale energiegemeenschappen.
De energietransitie is één van de meest ambitieuze en lastige opgaven in Nederland op dit moment. Hoe moet op grote schaal duurzame elektriciteit worden opgewekt? Hoe organiseren we de warmtetransitie in de wijken? Hoe transporteren we de benodigde energie en hoe gaan we om met tijdelijke tekorten of overschotten aan energie? Deze vragen hebben op veel domeinen en spelers invloed. Eigenlijk krijgt iedereen in Nederland er vroeg of laat mee te maken, als bewoner of vanuit het werk. We zien allemaal op een bepaald moment de financiële, de ruimtelijke en de wettelijke consequenties. Het vraagt daarom om draagvlak, innovatie en een integrale aanpak.
De Omgevingswet is ontwikkeld met als doel om juist dergelijke grote maatschappelijke opgaven als gemeente integraal aan te kunnen pakken. Dat gebeurt bij een gemeente via de omgevingsvisie, het omgevingsplan, het programma (ook wel Omgevingsprogramma genoemd) en de vergunning.
De Omgevingswet is een middel om diverse maatschappelijke opgaven in samenhang, dus integraal, te benaderen. Het idee is dat een betere afweging ontstaat over het benutten en beschermen van de leefomgeving, wanneer gemeenten vraagstukken zoals het woningtekort, klimaatadaptatie en de energietransitie in samenhang oppakken. De vier kerninstrumenten van de Omgevingswet stimuleren en faciliteren die. De omgevingsvisie dient als integraal ambitiedocument voor de hele gemeente. Dan zijn er gebiedsgerichte programma’s om ambities te verwezenlijken en het omgevingsplan dat alle regels in de leefomgeving bundelt. In de omgevingsvergunning vindt een afweging van alle belangen plaats rond nieuwe initiatieven. Voor de complexe opgave die de energietransitie is, zijn deze integrale afwegingen onmisbaar.
Samenwerken dus. Allereerst moeten gemeentes nauw samenwerken met bijvoorbeeld provincies, waterschappen en regionale partners. Daarnaast is het belangrijk om bewoners goed te betrekken – participatie. Draagvlak ontstaat vaak niet alleen met eenzijdig informeren, maar vraagt ook om raadplegen, adviseren, coproduceren of meebeslissen van bewoners. Ook participatie krijgt met de Omgevingswet een impuls. De wet scherpt de regels aan over het vroegtijdig betrekken van bewoners en andere belanghebbenden bij initiatieven. Gemeenten zijn verplicht om een participatieverordening op te stellen om de afspraken over participatie opnieuw op een rij te zetten. Deze duidelijkheid zal de energietransitie, waar participatie een voorwaarde is voor succes, zeker vooruit helpen.
Naast integrale afweging, samenwerking en participatie is de Omgevingswet op nóg een punt belangrijk voor de energietransitie: besluiten over en beleid voor concrete maatregelen. Zo kan het verduurzamen of aardgasvrij maken van woningen, landen in het juridisch instrumentarium van de Omgevingswet. De omgevingsvisie, de programma’s, het omgevingsplan en de omgevingsvergunning zijn de kapstokken waar alle ambities, verplichtingen, mogelijkheden en besluiten aan worden opgehangen. Goed gebruik van deze instrumenten vraagt om goede interne samenwerking tussen de diverse afdelingen van de gemeente. Beleidsambtenaren die zich bezighouden met de energietransitie doen er goed aan om zo vroeg mogelijk om tafel te gaan met hun juridische collega’s van de Omgevingswet.
Als het zo simpel is, waarom werken deze twee domeinen nog niet veel meer samen? Een cultuuromslag kan beginnen bij die ene vooruitstrevende beleidsambtenaar energietransitie die tijdens de koffiepauze tegen zijn juridische collega zegt: “Volgens mij kunnen wij elkaar helpen.”