Bewoners kijken naar elkaar om in mantelzorghofje Hof van Leeuwesteyn
Gezinnen en senioren vormen een hechte gemeenschap in dit bijzondere woonzorgcomplex in Utrecht Leidsche Rijn.
Het aantal 55- plussers met een niet-westerse achtergrond verdubbelt volgens het Sociaal Cultureel Planbureau binnen twintig jaar van circa 333.000 in 2019 tot ruim 693.000 in 2035. In 2030 is in de vier grote steden 1 op de 3 65-plussers migrant. Deze ‘gekleurde vergrijzing’ is een belangrijk gegeven omdat ouderen met een migratieachtergrond zich vaker in een achterstandspositie bevinden dan autochtone ouderen. Er is gemiddeld vaker sprake van een laag inkomen, laaggeletterdheid en beperkte digitale vaardigheden, grotere gezondheidsrisico’s en meer risico op isolement. Ook weten deze ouderen voorzieningen minder goed te vinden, wat resulteert in een lager gebruik ervan en mantelzorgers die vaker overbelast zijn.
De diversiteit onder oudere migranten en hun mantelzorgers is groot. Qua herkomst, sociaal economische status, opleiding, gezondheids- en taalvaardigheid en dus ook qua behoeften, wensen en (financiële) mogelijkheden. Dé migrantenoudere bestaat dus niet. Ook verschilt hun behoefte in essentie niet van autochtone ouderen. Zij willen net zo goed zo lang mogelijk zelfstandig wonen, bij voorkeur in hun huidige woning (veelal in de sociale huisvesting) in hun vertrouwde buurt. Als hun gezondheid dat niet meer toelaat, verhuizen zij het liefst naar een woongroep of gelijkvloerse seniorenwoning in de buurt van hun kinderen en overige familieleden, in nabijheid van voorzieningen. Dit komt sterk overeen met de woonwensen van autochtone ouderen.
Onderzoek van Marina Jonkers en Nina Conkova laat zien dat de onderlinge diversiteit heel groot is en dat de zorgwensen en -behoeften heel persoonlijk zijn en mede afhangen van hoe iemand in Nederland heeft geleefd. De onderzoekers adviseren binnen het aanbod van wonen, zorg en welzijn ruimte te bieden voor cultureel specifieke wensen en behoeften. Hiervoor is het belangrijk ouderen met een migratieachtergrond te betrekken bij het ontwikkelen van dat aanbod.
Om te zorgen voor een goede aansluiting op de vraag, nemen steeds meer ouderen met een migratieachtergrond (of hun kinderen) het heft in eigen hand. Ze ontwikkelen zelf een woonzorgvorm. Denk bijvoorbeeld aan de multiculturele woongemeenschap De Eijk in Hoofddorp woongemeenschap Orkide in Rotterdam voor Turkse ouderen. Het samen zelfstandig wonen is een oplossing die aansluit bij de cultuur van zowel migranten als autochtone Nederlanders belicht Harry Moeskops in een interview voor WhoCares. Hij refereert naar de opmars van het recente hofjeswonen en de cultuur woongroepen. Als taal een hindernis is, leidt het samenwonen met mensen uit de eigen cultuur makkelijker tot sociaal contact.
Wie is aan zet om te zorgen voor woon-, welzijn- en zorgaanbod dat aansluit op de wensen en behoeften van deze (diverse) groep ouderen met een migratieachtergrond? Zijn dat de ouderen zelf, hun familie en mantelzorgers, zorgaanbieders, gemeenten? Wat we weten is dat migrantenouderen niet altijd de vaardigheden hebben om hun stem te laten horen. Voor hen zijn inspraak en gesprekken over onder meer financieringsmogelijkheden vaak te ingewikkeld en niet op hen afgestemd, net als de uitnodigingen tot dergelijke gesprekken. Maar zoals het landelijk expertisecentrum gezondheidsverschillen Pharos het stelt: “We krijgen meer ouderen met meer diversiteit, maar minder zelfredzaamheid in tijden van schaarse handen in de zorg.” Daar moeten we op inspelen.