Wijkeconomie is de sleutel tot toekomstbestendige steden
Door wonen en werken slim te combineren, pak je niet alleen het woningtekort aan, maar zorg je ook voor een sterke lokale economie.
Platform31 ging in gesprek met Cees-Jan Pen, lector ‘De Ondernemende Regio’ bij Fontys Hogescholen en lid van de stuurgroep van het Retail Innovation Platform.
‘’De retailsector heeft het al langer zwaar en corona versterkt die ontwikkeling. Het terugbrengen van het winkeloppervlak en het compacter en meer divers maken van winkelgebieden was al belangrijk, maar de urgentie hiervan neemt door corona sterk toe. Werken aan de binnenstad is in feite een zeer complexe gebiedsontwikkeling met diverse partijen, perspectieven en belangen. Daarnaast heeft de binnenstad een groot sociaaleconomisch belang. Zij verschaft werk, heeft een sociale functie en is het ‘uithangbord’ van de stad. Deze complexiteit en het maatschappelijke belang vragen om een actieve rol van de overheid. Een faciliterende rol is niet genoeg. Er moeten keuzes gemaakt worden, dus er is iemand nodig die de leiding neemt. Iemand die boven thema’s, partijen en hun belangen hangt en denkt vanuit het belang van de binnenstad als geheel. Dat hoeft niet per se de wethouder te zijn, misschien wel liever niet. Idealiter wordt dit opgepakt vanuit de Bedrijveninvesteringszone (BIZ) of een wijkraad of VvE van de binnenstad. Maar de gemeente zal er wel voor moeten zorgen dat iemand deze rol op zich neemt.’’
‘’Actief sturen en ingrijpen is een politieke keuze. De urgentie van dit vraagstuk moet dus allereerst op het politieke niveau doordringen. Er zullen keuzes moeten worden gemaakt met betrekking tot bijvoorbeeld transformatie van slechtlopende delen en routes.’’
‘’De bijdrage van ondernemers moet intensiever en structureler worden. Ondernemersfondsen moeten verder geprofessionaliseerd worden, met meer middelen en duidelijke afspraken. Ik zie in veel binnensteden dat de samenwerking een te operationeel en tactisch karakter heeft. Samen een evenement organiseren lukt nog, maar daarna houdt het op. Veel binnensteden zijn gebaat bij een veel actievere bijdrage van ondernemers in het bepalen van de koers voor de binnenstad en in het uitvoeren van de afspraken. Dit kan de gemeente immers niet alleen. Helaas zie je ook nu weer in binnensteden dat retailers en horeca bakkeleien over ruimte voor terrassen en winkelend publiek. Samen kom je gewoon verder, alleen lijken veel ondernemers zich dat onvoldoende te beseffen.’’
‘’Ik denk dat middelgrote steden het zwaar gaan krijgen. Vooral degenen die in de nabijheid van een grotere stad liggen. De twintig meest succesvolle binnensteden zullen zich na een stevige dip in 2020 en deels 2021 nog wel redden, maar voor veel anderen wordt het een zware tijd. Daarnaast denk ik dat sommige bestaande retailformules deze crisis helaas niet gaan overleven. Het winkellandschap zal dus flink veranderen en horeca biedt niet meer de helpende hand.‘’
‘’Nederland kent een hoge winkeldichtheid, wanneer we het vergelijken met andere Europese landen. Veel gemeenten krijgen in de binnenstad te maken met een krimpopgave. Er moet winkeloppervlak verdwijnen. Onze economie is echter volledig ingesteld op groei. Krimp is geen populaire boodschap, zeker niet in de lokale politiek. Daarom houdt men de kaarten tegen de borst en erkent men belang regionaal afstemmen wel, maar onderschat vaak de eigen opgave. Ik ben daarom voorstander van een Nationale Krimpagenda voor de retail. Bewustwording dat je echt regionaal moet gunnen en verlies moet delen is het essentieel. Parkstad Limburg laat zien dat het kan. Het is op zich wel begrijpelijk dat steden elkaar als concurrenten beschouwen, maar dit moet echt anders.’’
‘’We moeten realistisch blijven. Ook met een actieve overheid krijgt de middelgrote binnenstad het zwaar. Maar ik zie wel kansen. Juist hier is ruimte om aan de slag te gaan met vergroenen, verfraaien, verduurzamen en klimaatadaptatie. Zo kunnen deze steden werken aan hun onderscheidende karakter. Stel je eens een autoluwe binnenstad voor met veel groen en water, waar het lokale ondernemerschap sterk doorontwikkeld is en diverse woonmilieus zijn toegevoegd, zeker voor ouderen.’’
‘’Omdat elke lokale situatie verschilt en omdat het een complexe opgave betreft, bestaan er geen blauwdrukken. Ik ken al verscheidene voorbeelden waar de eerste stappen zijn gezet: er is denkwerk verricht, er zijn keuzes gemaakt en er is een realistische binnenstadsvisie. Nu is het tijd voor de uitvoering en zijn deze gemeenten aan zet om te laten zien dat ze het waar kunnen maken. Hoopgevend is dat diverse provincies juist de problematiek van mid size-centra erkennen en daar al in investeren of willen investeren. Zelf heb ik nog steeds een zwak voor de aanpak in centra als Oss en Doetinchem, maar ook ingrijpende aanpakken in Tilburg, Enschede en vooral Zaanstad die er langjarig in hebben geïnvesteerd om weer een kloppend hart te krijgen.’’
‘’Ik denk dat er voor het mkb een kans is om meer aansluiting te zoeken op trends in de consumentenmarkt zoals korte ketens, lokale producten, bekende oorsprong en zeker duurzaamheid en digitalisering. Hierin kan het mkb zich onderscheiden en echte kwaliteit bieden. Dit idee is niet nieuw, maar de relevantie ervan wordt onderstreept door corona. Ik denk dat de overheid ondernemers kan helpen om deze kansen te benutten, bijvoorbeeld door gelijkgestemde ondernemers aan elkaar te verbinden en te stimuleren dat zij samen optrekken. Bij inkoop en aanbesteding zou je ook de grens kunnen opzoeken. De overheid kan voor lokaal mkb een belangrijke launching customer zijn en kan ook helpen door overbodige en strijdige regels voor mkb te schrappen of te vereenvoudigen. Dat is ook in het belang van de binnenstad.’’
‘’Het realiseren van woningen in de binnenstad is inderdaad een mogelijk medicijn tegen de leegstand, zeker als je de huidige woningnood in ogenschouw neemt. Het tempo waarin dit gerealiseerd wordt, valt echter tegen. Dat heeft te maken met het hardnekkige beeld dat wonen slecht is voor de binnenstad. Vanuit de markt en bouwlobby hoor je te vaak zuchtende en steunende retoriek dat bouwen in de bestaande omgeving zo lastig, complex, duur en tijdrovend is. Daarnaast moeten er voor het realiseren van woningen hele andere gesprekspartners aan tafel komen. Het is duidelijk dat men elkaar nog niet overal goed weet te vinden. Gemeenten hebben bij uitstek de positie om de juiste partijen bij elkaar te krijgen. Maar ik zou ook willen zeggen: durf creatief te denken. Kijk eens naar compleet andere doelgroepen; zorg, bedrijvigheid, cultuur. De vitale binnenstad begint bij creativiteit en durf. Tijdens deze crisis zie je dat partijen elkaar veel makkelijker en sneller vinden. Ga hiermee door en kijk als overheid of en hoe je dit kan belonen.’’
‘’Er wordt in veel gemeenten in ieder geval al goed nagedacht en het schrappen van m2 is goed geland. Het huiswerk vertaalt zich in politieke keuzes en in plannen. Maar uiteindelijk moet er iets gebeuren. En de tijd tikt door. Hoe eerder je in actie komt, hoe beter. Ik had de afgelopen jaren graag veel meer actie gezien. Ik hoop dat de urgentie die nu gevoeld wordt daar waar nodig het extra zetje geeft om echt de handen uit de mouwen te steken en aan de slag te gaan. En ja, dat betekent ook saneren en slopen.’’
Cees-Jan Pen is lector ‘De Ondernemende Regio’ bij Fontys Hogescholen en lid van de stuurgroep van het Retail Innovation Platform.