Organisatienetwerken van waarde
Studie naar het functioneren en ontwerp van organisatienetwerken en de opbrengsten voor het publieke domein.
In deze artikelenreeks zoomen we in op de eyeopeners van ervaren netwerkmanagers die bij elkaar kwamen in de leerkring ‘Waardevol samenwerken in een netwerk’. Bewustwording van de verschillen tussen werken in een netwerk en werken binnen een reguliere organisatievorm is een eerste stap. Het laten zien van resultaten, dat is een onderwerp dat de deelnemers van de leerkring nog puzzelde. Bij startende netwerken duurt het vaak een hele tijd voordat opbrengsten zichtbaar worden. Bij wat langer bestaande netwerken gaan partners op een gegeven moment hun knopen tellen. Ze investeren tijd, aandacht en geld. Ze passen wellicht hun werkwijzen aan voor het netwerk. En daar verwachten deelnemers iets voor terug; iets van waarde, voor de samenleving en voor henzelf.
Bij het werken in netwerken is het spreken over ‘waarde’ blijkbaar vanzelfsprekender dan over resultaten of effecten. Alle betrokkenen in een netwerk merken dat het om iets draait dat er echt toe doet: samen een taaie maatschappelijke opgave oplossen. De waarde die je levert als netwerk, is het gezamenlijke antwoord op de opgave. Een gezamenlijke waardedefinitie is daarmee de lijm die losse partners met elkaar verbindt in het netwerk. Daarbij is waarde is ook net wat anders als begrip dan resultaat, het is wat minder feitelijk vast te stellen; het heeft iets subjectiefs. Het gaat om waardering: hoe beoordeelt een specifieke partij de opbrengsten van het netwerk en de manier waarop die tot stand komen? Vrij naar Shakespeare: ‘value is in the eye of the stakeholder’.
Bij de netwerken van de deelnemers van de leerkring probeert men diverse waarde te creëren:
Die waarde is in eerste instantie verwoord als missie van het netwerk, als gezamenlijke ambitie. Tegelijkertijd zien netwerkmanagers dat het nodig is om daar een scherper gesprek over te voeren. Bijvoorbeeld om het (beoogde) succes van het netwerk beter te bepalen en te kunnen beïnvloeden. Of om kritische stemmen vanuit de samenleving, van toezichthouders of van binnen de individuele partnerorganisaties beter te beantwoorden. Maar in deze verwoording is het nog niet onderzoekbaar en meetbaar. Waarde is nog niet zomaar in woorden gevangen en scherp neergezet, zover is wel duidelijk.
Het helpt dan om te zien dat er aan verschillende soorten waarde gewerkt kan worden. De waarde van een netwerk kan om te beginnen vanuit drie perspectieven worden gedefinieerd:
Directe en indirecte waarde
In de zoektocht naar een scherpe waardedefinitie is nog een ander onderscheid behulpzaam, dat door deze driedeling heen loopt. In de verkenning ‘Organisatienetwerken van waarde’ werd duidelijk dat de waarde die voortkomt uit een netwerk, in twee gedaanten zichtbaar is: als directe waarde en als indirecte waarde. Ook dit tweede onderscheid geeft richting voor de monitoring van de opbrengsten van het netwerk.
Met een scherpere waardedefinitie op tafel ben je er nog niet. Je wilt die waarde ook scherp neerzetten. Hoeveel is die leefbaarheid dan toegenomen door de inspanningen van het netwerk? Hoeveel cliënten of huishoudens zijn verlost van schulden? Wat is precies de opbrengst van een nieuwe werkwijze? Dat brengt de netwerkmanagers al snel op het terrein van monitoring en onderzoek. En dat is bij de meeste organisatienetwerken nog een onderontwikkeld punt, zo geven ze ook zelf aan.
De eerste reactie is veelal om een monitoring of evaluatie op te zetten, zoals we dat gewend zijn vanuit onze organisaties en hoe we daar bijvoorbeeld omgaan met KPI’s en prestatiesturing; vanuit de logica van de hiërarchie, zoals we dat in een eerder bericht neerzetten. Al snel gaat het dan om het slim op een rij zetten van indicatoren, of het berekenen van de waarde in euro’s, gepresenteerd op een infographic of in een dashboard. De impliciete verwachting is dat inzicht in getallen een antwoord gaat geven. Soms lukt dat bij de waarde van een netwerk, maar vaak ook niet.
Want monitoring van netwerk-werk is toch net weer anders. Om te beginnen vanwege de kenmerken van het netwerk als bijzondere organisatievorm. In een netwerk zijn bijvoorbeeld de informatiebronnen al snel versnipperd: elke partner kan in potentie waardevolle informatie hebben over ureninzet en kosten, of over concrete resultaten en output. En over de waardering van het gerealiseerde effect. En wie gaat dat bundelen? Hoe wordt al die informatie geüniformeerd? Dat is niet vanzelf georganiseerd in een netwerk.
Daarnaast is het monitoren in netwerkverband uitdagender vanwege de complexiteit van de maatschappelijke opgave die netwerken willen oppakken, en de beoogde waarde als spiegeling daarvan. Die complexiteit heeft namelijk de nodige gevolgen voor wat mogelijk is met monitoring en hoe je die opzet.
Wie deze kenmerken tot zich door laat dringen, ziet al snel dat te simpel meten onvoldoende is en zelfs risico’s met zich mee brengt voor het netwerk. Je zou als bestuurder zomaar kunnen denken dat het netwerk niet zo van waarde is omdat de vooraf afgesproken doelstellingen niet behaald zijn.
Maar hoe dan wel, is de vraag. De monitoring van de opbrengsten van het netwerken moet dus passend zijn bij de aard van het netwerk en de aard van de opgave. Dat betekent monitoring ‘dicht op de bal’, met kortcyclische onderzoeksactiviteiten zoals kleine tussentijdse evaluaties. Met veel aandacht voor dialoog om het gezamenlijk leren en ‘verhaal maken’ plek te geven. Gevoed door cijfermatige, feitelijke informatie.
Dat maakt monitoring van een netwerk in de basis makkelijker: het is kleinschalig, kortdurend en daardoor goed behapbaar. Maar twee omstandigheden maken het in de praktijk toch ook uitdagend. Om te beginnen zijn veel mensen die vragen om monitoringsresultaten – de geldschieter, de bestuurders in een stuurgroep, een interne collega-manager – zich nog niet bewust dat de opbrengsten van een netwerk zich niet altijd laten vangen in cijfers. Het vraagt de nodige handigheid en ervaring met onderzoek om hun monitoringsverwachtingen te managen.
Een andere uitdaging ligt in het regisseren van die onderzoeksinspanningen. Vaak lopen er meerdere onderzoeken tegelijkertijd, met uiteenlopende onderzoeksvragen. Dat vraagt afstemming, want voor je het weet gebeuren er dingen dubbel of wil je inspelen op een actualiteit. De twee hiervoor gemaakte onderscheidingen in het waardebegrip helpen heel erg om te weten waar de informatie gezocht moet worden en welk type informatie dan opgehaald moet worden. Maar dan nog is handigheid en ervaring in onderzoek een vereiste. Gelukkig zijn er stromingen in onderzoeksland die er heel erg goed bij passen en de nodige steun kunnen bieden, zoals:
In de Leerkring ‘Waardevol samenwerken in een netwerk’ legden 14 ervaren netwerkmanagers hun ervaringen én vragen bij elkaar. Ze zijn dagelijks druk met het begeleiden van hun lokale of regionale organisatienetwerk in de zorg, het wonen, de energie of de leefbaarheid van wijken. Ze beoefenen eigenlijk een nieuw vak. Ze kunnen niet terugvallen op handleidingen, beproefde methoden of standaarden. Ze ontdekken stap voor stap wat werkt.
Meerdere experts – Manon de Caluwé, Paul Doevendans, Jochum Deuten, Netty van Triest en Mirjam Fokkema – ondersteunden hen daarbij, door hun ervaring en vragen te scherpen aan bestaande kennis en nieuw ontwikkelde denkmodellen.
In deze reeks berichten belichten we de belangrijkste inzichten uit de leerkring ‘Waardevol samenwerken in een netwerk’, over het opkomende fenomeen organisatienetwerken.