Tien jaar participatiesamenleving: kansen voor samenwerking
Dit essay beschrijft hoe participatie landde in beleid én in de praktijk, als verbindend element tussen het sociale en fysieke domein.
Veel wijken krijgen de komende jaren te maken met een grote herstructurering. Dat gaat van sloop en nieuwbouw om te verdichten tot renovatie van woningen en openbare ruimte voor verduurzaming. Bewonersparticipatie is daarvoor essentieel. Het gaat daarbij om meedenken en -beslissen over beleid en plannen, of de evaluatie daarvan. Volgens Nanke Verloo, Universitair Docent Stedelijke Politiek en Planologie aan de Universiteit van Amsterdam en schrijver van Struikelen over Participatie, zou zulke bewonersbetrokkenheid voor betere plannen moeten zorgen: “Het doel is om ervaringskennis, creatieve oplossingen en specifieke expertise van betrokkenen en uitvoeringsambtenaren in te zetten voor beleid- en planvorming zodat die beter aan kan sluiten bij de leefomstandigheden en de woonomgeving van burgers”.
Bewonersbetrokkenheid vraagt extra aandacht in kwetsbare wijken, waar veel maatschappelijke uitdagingen zich concentreren en het vertrouwen in de overheid onder druk staat. Bewoners ervaren hier onvoldoende persoonlijke controle (grip) op hun leven en omgeving. Zij hebben te maken met een stapeling van onzekerheden op het vlak van bijvoorbeeld gezondheid, werk en inkomen. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) wijst in hun recente rapport ’grip’ op de risico’s hiervan voor participatieprojecten over de leefomgeving. Mensen die beschikken over voldoende tijd en competenties voor participatieprojecten profiteren hiervan, terwijl het voor anderen juist het gevoel vergroot dat zij geen invloed hebben op ingrijpende veranderingen.
In de Omgevingswet is die ruimte voor deze minder gehoorde groepen volgens de auteurs van de WRR niet gegarandeerd: “Voor hen betekent een verschuiving van representatieve naar participatieve democratie waarschijnlijk minder controle.” De Omgevingswet schrijft voor dat initiatiefnemers rekening moeten houden met omwonenden en belanghebbenden, en dat zij moeten verantwoorden hoe zij dit doen. In bepaalde gevallen, zoals bij grote herstructureringsprojecten met veel impact op de leefomgeving, is participatie verplicht. De wet laat de vorm waarop dat moet gebeuren echter vrij. Zie Tolsma, H.D.; Verheul, W.J. (2023). Omgevingsparticipatie vanuit juridisch versus bestuurskundig perspectief; over wat mag en moet, en wat past en werkt. Omgevingsrecht in gebiedsontwikkeling. Geraadpleegd van https://research.rug.nl/nl/publications/d83db064-0b33-45c6-96fc-58b1a069bd4a 1 Gemeenten hebben de mogelijkheid om hier eisen aan te stellen, ook afhankelijk van de situatie. Het idee van de wetgever is dat de participatie door dit maatwerk beter kan worden. Daardoor kunnen per regio of gemeente echter ook verschillen ontstaan welke kaders en eisen zij stellen aan initiatiefnemers op het gebied van participatie. Critici wijzen erop dat dit kan leiden tot méér afvinkparticipatie, en voor bewoners ten koste kan gaan van hun betrokkenheid bij – en grip op – hun leefomgeving.
Dat bewonersbetrokkenheid beter kan ziet ook Femke Nales van Storypro, gespecialiseerd in het narratief evalueren van participatieprocessen. “Bewoners blijven na een participatieproces regelmatig in verwarring achter”. Dit komt doordat de vorm en de inhoud van het proces niet vanzelfsprekend voldoende aansluiten bij de belevingswereld van de bewoners. Of omdat bewoners vaak niet weten wat er met hun input is gebeurd en het niet terugzien in hun omgeving.
We hebben het in deze gevallen over ‘afvinkparticipatie’. Een oppervlakkige vorm van beleidsparticipatie – een (verplichte) procedurestap waarin het ontbreekt aan de intrinsieke motivatie om inwoners echt te laten meedenken en meedoen. Zonder de overtuiging dat het plan beter wordt van hun bijdrage. Afvinkparticipatie voldoet aan de juridische kaders, maar veroorzaakt juist teleurstelling bij inwoners. Het is daarom een gemiste kans, lokale kennis te ontsluiten.
“Wanneer je aan de afvinkparticipatie en -frustratie voorbij gaat, levert dat juist nieuwe inzichten op, ontsluit je lokale kennis die je nodig hebt voor lokale plan- en beleidsvorming en de nauwere band met inwoners vergroot het wederzijds vertrouwen”, stelt Verloo. Daarvoor moeten we op zoek naar een andere benadering van participatie.
Om voorbij de afvinkparticipatie te gaan haalt Nales inspiratie uit het Grip-rapport van de WRR: “De auteurs geven aan dat professionals in de schoenen van de burgers moeten gaan staan om te zien hoe zij hun omgeving ervaren. Dat antwoord vind je niet in de systeemwereld, daarvoor moet je in de onderstroom op zoek gaan.” Dit vraagt van gemeenten dat zij actief op zoek gaan naar wat je níét vanzelf ziet of hoort. Daar is niet één methode voor. Tijmen Hordijk, programmamanager bij Wijkmakers, noemt het daarom van belang om “het vakmanschap van de wijkprofessionals verder te ontwikkelen”. Vaak zijn namelijk verschillende benaderingen nodig om een goed beeld te kunnen vormen van de leefwereld en bewoners te activeren.
Bovendien zijn er verschillende typen bewoners, die in meer of mindere mate bereikt worden en betrokken kunnen zijn bij participatieprocessen. Bewonersbetrokkenheid moet dus aansluiten bij het gedrag en de behoeften van verschillende groepen bewoners. Nales onderscheidt op basis van narratief evaluatieonderzoek naar participatieprocessen in de gemeente Enschede vijf typen bewoners. Meer info over bewonerstypen en narratieve evalueren: zie de website van StoryPro 2 (Zie tekstkader). Deze typen bieden inzicht in waarom informatie of een bepaalde vorm van communicatie of participatie niet alle bewoners bereikt of aanspreekt. Ook al lukt het niet iedereen te betrekken, moeten we ons wel inzetten om een veelzijdige groep te bereiken, aldus Verloo: “Streef in je proces naar diversiteit, dus naar bewoners met een verschillende sociaaleconomische of culturele achtergrond, of levensfase.”
Naast het bereiken van verschillende typen bewoners is transparante communicatie essentieel. Het is een van de 10 ‘kritieke momenten’, zoals Verloo de punten noemt waarop het participatieproces een bepalende wending kan maken3. De wetenschapper wijst op het belang van helderheid over de kaders en doelstellingen: “Zorg dat duidelijk is hoe en in welke mate de ideeën en wensen van de bewoners kunnen terugkomen in de planvorming en voorkom dat mensen niets meer horen. Maak van de weging van de argumenten en belangen geen black box.” Nales adviseert om iedereen ten minste netjes te bedanken voor hun tijd en inzet: “Anders starten ze met goede moed, maar worden zij alsnog sceptisch.”
Er zijn veel voorbeelden in Nederland waar men op creatieve manieren zoekt naar vernieuwende manieren om voorbij afvinkparticipatie te gaan. Tijmen Hordijk, programmamanager bij Wijkmakers in Groningen, geeft inkijk in één zo’n innovatieve werkwijze. “Wijkmakers is een lokaal leer- en inspiratienetwerk waar professionele organisaties en bewoners met elkaar leren over wijkvernieuwing. Ons doel is de kennis over de wijkvernieuwing in Groningen te vergroten en die kennis te delen. In Groningen hebben we met elkaar afgesproken om te werken aan radicaal gelijkwaardige samenwerking, en Wijkmakers draagt daar aan bij door samen te leren. Ervaringsdeskundigheid heeft daarin belangrijke plek”.
Ervaringskennis wordt namelijk niet alleen ingevlogen in specifieke projecten in de wijk, maar ook voorafgaand in de analyse van wijkopgaven, bij het opstellen van beleid en voor het maken van afspraken in en over de wijk. Wijkmakers draagt eraan bij “dat de expertise van bewoners honderd procent wordt meegenomen”. Zij doen dat door professionals, bewoners en studenten structureel te laten samenwerken. Bijvoorbeeld rondom concrete casussen uit de wijk en in laagdrempelige bijeenkomsten zoals de wijkwandelingen die Wijkmakers maandelijks organiseert. Bewoners en professionals ontmoeten elkaar rondom een bepaald thema en bespreken hoe ieder tegen de wijk aankijkt. “Zo smeden we samen een gemeenschap waarin we elkaar leren kennen, leren samenwerken en op een andere manier nadenken over wijkvernieuwing”, legt Hordijk uit.
Meer weten? Zie Wijkmakers.nl
Betere participatie helpt ons om betere plannen te maken en reële inzichten uit de wijk boven tafel te krijgen. Verloo waarschuwt echter dat de verwachtingen van participatie vaak te hoog gespannen zijn, waardoor het proces en de uitkomst ook initiatiefnemers teleur kan stellen. “Denk niet dat je met participatie het wantrouwen van burgers in de overheid kan herstellen”, stelt Verloo. Participatie is geen wondermiddel. Ook op kleiner schaalniveau is bewonersparticipatie geen middel om onderlinge tegenstellingen glad te strijken. Het is juist een middel om wrijving en conflict op constructieve wijze de ruimte te geven. Verloo: “Conflict onderling hoeft helemaal niet erg te zijn. Het afwegen van de verschillende belangen en visies is juist waar participatie over gaat, dus daar moeten we niet bang voor zijn. Durf participatie daarom weer politiek te maken.”
Voor meer informatie over samenwerken met bewoners verwijzen we ook naar WijkWijzer.org. WijkWijzer is een initiatief van Platform31, Movisie, het Verwey-Jonker Instituut, het CCV, het LSA, het LPB en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).