Huidige wetten te beperkt om te kunnen sturen op een gezonde voedselomgeving
De huidige wet- en regelgeving is ontoereikend voor gemeenten om een gezonde voedselomgeving te realiseren, vindt Miranda Vroom.
Gemeenten kunnen bij Agenda Stad aankloppen met een probleem óf kans waarvoor meerdere ministeries nodig zijn om het op te lossen. “Hebben meerdere gemeenten last van het probleem, dan initiëren we een City Deal op dat thema. Iedereen die nodig is om het op te lossen, mag meedoen. Denk aan kennisinstellingen, maatschappelijke partners, gemeenten, ministeries en soms ook burgers”, legt Reniers uit. De bestuurders van deze partijen zetten hun handtekening eronder en spannen zich in om de komende jaren meer aandacht aan het thema te besteden.
De kracht van de City Deals is dat een coalitie van koplopers een transitiethema aanvliegt. “De koplopers weten dat ze er iets mee moeten, maar ze weten nog niet goed waar en hoe te beginnen. Gezamenlijk hebben ze ieder een deel van de puzzel in handen.” Alle deelnemende partijen dragen financieel bij, waardoor er budget beschikbaar komt voor de opgave. “Dat kan bijvoorbeeld ingezet worden als onderzoeksbudget om bestaande wet- en regelgeving uit te zoeken. Als de huidige wet- en regelgeving niet goed werkt, kijken we of we als ministeries daarin iets kunnen aanpassen.” Tijdens en na afloop van een City Deal worden de opgedane inzichten verspreid naar andere gemeenten en relevante betrokkenen.
Er waren meerdere aanleidingen, allen op andere niveaus. Allereerst was er de wereldwijde aandacht voor het thema gezond en duurzaam voedselbeleid. Het Milan Urban Food Policy Pact resulteerde in groot internationaal onderzoek op dit thema en een belofte van mondiale steden om kennis uit te wisselen over voedselbeleid. “Het werd steeds meer duidelijk dat steden iets moeten gaan doen aan voedselbeleid. Dat was een wake-upcall”, vertelt Reniers. Verscheidene andere landen waren veel verder met hun voedselbeleid dan Nederland. Vooral Canada was al ver. Op landelijk niveau speelde de wens van voormalig staatssecretaris van Economische Zaken, Martijn van Dam, om van landbouwbeleid naar een voedselbeleid te gaan. De grote vraag was hoe dat te doen. De City Deal kon in dat kader als experiment dienen en helpen bij de zoektocht naar antwoorden. Op gemeentelijk niveau speelde dat gemeenten net gedecentraliseerd waren en daardoor verantwoordelijk werden voor de Wmo en jeugdzorg. Ze zochten naar oplossingen voor het stijgende aantal zieke mensen, veelal veroorzaakt door het toenemende aantal mensen met overgewicht. “De start van een City Deal over voedselbeleid bleek een logisch antwoord voor alle drie de ontwikkelingen.”
Aan het eind van die City Deal hadden veel meer steden voedselbeleid dan aan het begin. “Toen in 2017 de City Deal Voedsel op de Stedelijke Agenda begon, vroeg iedereen zich af waarom gemeenten over voedselbeleid moesten nadenken”, vertelt Reniers. Er was destijds veel weerstand voor het idee dat gemeenten gaan ‘bepalen’ wat burgers wel of niet eten. Ook vanuit gemeenten zelf. “Mensen denken dat ze zelf bepalen wat ze eten. Maar uit steeds meer onderzoek blijkt dat we niet zelf kiezen, maar dat onze sociale en fysieke omgeving dat doet.” Meer over dit onderwerp lees je in het artikel ‘Onze omgeving bepaalt wat we eten’. Inmiddels is dat besef doorgedrongen bij veel meer gemeenten en steeds meer gemeenten beginnen na te denken over voedselbeleid. “Dat is een grote mentaliteitsverandering.” Tevens is er veel kennis ontwikkeld over voedselbeleid. Een onderzoek uitgevoerd door de Universiteit van Amsterdam bracht het gemeentelijk instrumentarium in beeld. “Steeds meer wordt duidelijk dat gemeenten een verantwoordelijkheid hebben voor een gezonde voedselomgeving, maar weinig instrumenten hebben om ook daadwerkelijk iets te veranderen.” Die inzichten waren aanleiding voor een vervolg, de City Deal Gezonde en Duurzame Voedselomgeving.
Steeds meer werd duidelijk dat de voedselomgeving een zeer grote rol speelt in iemands eetgedrag. “Waar iemands wieg staat, heeft invloed op zijn of haar levensverwachting, en dat wordt mede bepaald door het voedselaanbod in die wijk. In wijken met een lagere SES (sociaaleconomische status) gaan mensen 7 jaar eerder dood. En daar leven ze 15 jaar van hun al kortere leven, meer in ongezondheid dan mensen met een hogere SES”, betreurt Reniers. In deze City Deal experimenteren gemeenten om de voedselomgeving gezonder en duurzamer te maken. Dat doen ze in zogenaamde proeftuinen, waarin ze onder andere nudging inzetten om burgers te verleiden gezondere keuzes te maken. Ook werken gemeenten actief aan het faciliteren van lokale boeren die hun gezonde producten aan de man willen brengen.
Er zijn bij deze City Deal drie ministeries betrokken, namelijk VWS, LNV en BZK. Ieder benadert het vraagstuk vanuit het eigen specialisme. “VWS gaat over de publieke gezondheid en streeft ernaar overgewicht tegen te gaan door mensen gezondere keuzes te laten maken. LNV wil dat voedsel duurzaam geproduceerd wordt en voor iedereen beschikbaar wordt. Zij focussen tevens op de eiwittransitie, ofwel minder vleesconsumptie. Als BZK kijken we naar de ruimtelijke inrichting. Via de Omgevingswet proberen we het instrumentarium voor gemeenten te versterken”, verduidelijkt Reniers. BZK en VWS zijn met de gemeenten in gesprek over hun behoeften op dat vlak. Een team juristen denkt vervolgens na over hoe dat via de Omgevingswet handen en voeten gegeven kan worden.
Gemeenten hebben behoefte aan manieren om ongezonde voedselverkooppunten te kunnen weren en/of ervoor te zorgen dat het voedselaanbod meer divers is. In het kader van de ontwikkeling van de Omgevingswet kijkt BZK of daar mogelijkheden voor zijn. “De eerste vraag is dan: wanneer is iets een ongezond voedselverkooppunt? Stel dat een grote fastfoodketen naast patat, hamburgers en cola ook salades, spa blauw en groene smoothies verkoopt. Mag het dan nog aangemerkt worden als ongezond verkooppunt? Aan de ene kant is het fijn dat fastfoodketens ook gezonde producten op hun menukaart zetten, aan de andere kant maakt ‘greenwashing van de menukaart’ het lastig om hen als ongezond aan te merken”, verduidelijkt Reniers. Er wordt momenteel gezocht naar een afwegingskader voor het wel/niet toelaten van voedselverkooppunten in wijken.
“De City Deal is voor mij geslaagd als gemeenten instrumenten hebben om te sturen op de voedselomgeving”, verwoordt Reniers. Dat zijn zowel juridische instrumenten om bepaalde voedselverkooppunten te weren zodat het voedselaanbod gezonder wordt als nudging-instrumenten waarmee bewoners verleid worden om voor de gezonde keuze te gaan. “Als door de proeftuinen in de City Deal duidelijk is welke acties wel en niet aanslaan, ben ik tevreden. Het is tevens een grote doorbraak dat Van Ooijen – staatssecretaris Volksgezondheid, Welzijn en Sport – aangaf dat gemeenten mogelijkheden zullen krijgen om te sturen op de voedselomgeving.” Momenteel denken de ministeries van BZK en VWS na over hoe ze dat vorm gaan geven. De Omgevingswet speelt daar voor BZK een grote rol in.
Deelnemende partijen aan de City Deal Gezonde en duurzame voedselomgeving: gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Almere, Ede, Utrecht, Haarlem, Den Haag en Wageningen, de ministeries van LNV, VWS en BZK en Voedingscentrum, De Taskforce Korte Keten, JOGG, Flevo Campus en Platform31.