Aan de slag met maatschappelijke voorzieningen voor een sterke en leefbare stad
Scholen, buurthuizen en sportaccommodaties zijn onmisbaar voor een leefbare stad. Hoe zorg je voor afstemming, geld en ruimte?
In diezelfde periode startte Platform31 samen met Pas bv en de steden Enschede en Maastricht de verkenning nieuwe financieringsvormen. Met als doel de toepasbaarheid van drie veelgenoemde ‘nieuwe financieringsvormen’ in gebiedsontwikkeling te testen. We onderzochten of crowdfunding, fondsvorming en ingroeimodellen meer konden zijn dan een vluchtige hype.
Deze publicatie beschrijft het resultaat van deze verkenning die uit twee delen bestond: een theoretische afbakening van financieringsvormen en de praktische toepasbaarheid van de drie financieringsvormen vanuit praktijkcasussen in de steden Maastricht en Enschede. Naast een beschrijving van de gebieden en de ontwikkelingen die hier plaatsvinden, beschrijven we de specifieke kenmerken van de toegepaste financieringsvormen. De inzichten zijn in dit rapport vanuit drie invalshoeken belicht: organisatie, proces en financiën. Het is een drie- eenheid die in elke case op elk moment voorkomen. Uiteraard beschrijft het rapport ook de effecten, toepasbaarheid en kritische succesfactoren van deze drie aspecten.
Hoewel deze verkenning een brug slaat tussen theorie en praktijk, levert het naast antwoorden ook weer nieuwe vragen op. Die gaan we met diverse andere steden verder uitdiepen de komende periode. Toch is er ook een aantal conclusies. Zo zijn de drie financieringsvormen niet voor elke gebiedsontwikkeling toepasbaar. Differentiatie voor gebieden op stadsniveau en uitvoeringsniveau is een vereist inzicht. De doelstelling op wijk- en stadniveau zijn weliswaar in beeld, maar staan op operationele niveau nog ‘open’. Gebiedsontwik¬keling staat niet alleen meer voor de fysieke ingrepen, ook de maatschappelijk doelstelling komen meer in het vizier. Met andere woorden: de domeinen sociaal en fysiek raken elkaar. De financieringsvormen crowdfunding en fondsvorming neigen sterk naar meer maatschappelijk engagement.
Daarnaast zien we dat de financieringsvormen crowdfunding en fondsvorming geschikt zijn voor gebiedsontwikkelingen, maar dat er in de Nederlandse wetgeving (fiscaal en juridisch) nog doorontwikkeling nodig is. De Nederlandse situatie is nog te veel geënt op fondsvorming door de overheid, terwijl ook private partijen deze ruimte kunnen oppakken. Zowel de overheid als de private partijen buigen zich over de vragen: wie verzorgt het eerste startkapitaal en wie neemt de grootste risico’s? Er moeten dus duidelijke afspraken komen over rendement. Met de gebiedsonderneming kunnen private partijen die lead nemen.
Ook blijkt de rol van participerende gemeenten cruciaal. Als de gemeente letterlijk in beeld is, dan ontstaat bij de private partijen meer vertrouwen in het slagen van de onderneming die zij voor ogen hebben. Hoewel de implementatie van de drie financieringsvormen geen eenvoudige opgave is, wordt het voor de gebiedsontwikkeling interessant als het eerste vliegwieleffect in beeld is. Tot slot is de democratische legitimatie van het geven of verdienen van gelden bepalend voor het slagen van gebedsontwikkeling met de nieuwe financieringsvormen
"*" geeft vereiste velden aan