Organisatievormen in het wijkgericht werken
Handvatten voor beleidsmakers en wijkambtenaren die wijkgericht (willen) werken.
In samenwerking met
De wijkambtenaar is een verbindende schakel tussen de gemeente en de bewoners. Dat brengt uitdagingen met zich mee, bijvoorbeeld op het vlak van participatie en communicatie. Het aan elkaar knopen van interne vraagstukken én het verbinden van die systeemwereld met de leefwereld van bewoners komen het liefst samen in een integrale wijkgerichte werkwijze. Echter strookt deze integrale werkwijze niet altijd met de werk- en denkwijze van collega’s uit sectorale afdelingen, het college en de raad. In de praktijkvoorbeelden hieronder is dat in ieder geval een terugkerend dilemma.
Tijdens de werkplaats gingen Platform31, het LPB en drie wijkambtenaren uit Breda, Utrecht en Veldhoven op zoek naar oplossingsrichtingen voor zelf ingebrachte wijkvraagstukken. De drie wijkambtenaren deelden uiteenlopende casuïstiek en gingen met elkaar in gesprek over wijkplannen, asset mapping en maatschappelijk vastgoed. Het doel van de middag: een volgende stap formuleren voor het specifieke vraagstuk en tegelijkertijd het wijkgericht werken in de eigen gemeente een stap verder brengen. De frisse blikken van ambtgenoten van buiten de eigen gemeentegrenzen leidden tot verrassende en innovatieve adviezen. In dit artikel delen we de belangrijkste lessen, zodat ook andere wijkprofessionals hiervan kunnen leren.
Sarah Chekh Ibrahim is beleidsadviseur bij de afdeling Wijkzaken van de gemeente Breda. Sarah en haar team zien dat veel collega’s een goed beeld hebben van wat wijkgericht werken inhoudt en waarom de gemeente dit omarmt. Toch merken Sarah en haar wijkgerichte collega’s dat het gemeentebestuur niet altijd de meerwaarde van het wijkgericht werken inziet. Zij zien wijkgericht werken eerder als een nice-to-do dan een need-to-do. Sarah wil graag de steun voor het wijkgericht werken vanuit het bestuur en andere afdelingen versterken.
Om de waarde van wijkgericht werken verder over het voetlicht te brengen wil het team een beleidsinstrument inzetten waarin meerdere afdelingen op wijkgericht niveau samenwerken en waarin integrale beleidsdoelen kunnen samenkomen: het wijkplan. In eerste instantie zijn zij van plan te experimenteren met een vernieuwde vorm van het wijkplan in één wijk (als pilot) om de vernieuwde werkwijze vervolgens uit te breiden naar de overige Bredase wijken en daarmee gemeengoed te maken. Een geslaagde pilot zou het draagvlak bij het gemeentebestuur voor meer wijkplannen – en daarmee meer wijkgerichte samenwerking tussen beleidsdomeinen – moeten vergroten.
Een wijkplan wordt ook wel een buurtagenda In Breda heeft ‘wijkagenda’ een andere betekenis: dit zijn gedetailleerde en actuele overzichten met leefbaarheids- en veiligheidsprioriteiten. In dit artikel staat het Bredase ‘wijkplan’ centraal, wat veel gelijkenissen vertoont met de publicatie van Platform31 en Movisie over buurtagenda’s. 1 genoemd en bestaat uit een set concrete afspraken en plannen om de wijk te verbeteren. Die afspraken en plannen zijn idealiter in co-creatie tussen bewoners, gemeente en andere partijen in de buurt ontwikkeld en zijn gebaseerd op kennis uit en over de buurt. Het opstellen van een wijkplan is een geschikte methode om te waarborgen dat de wensen en behoeften van zowel bewoners als de gemeente en andere betrokkenen bij de wijk bij elkaar worden gebracht.
Een wijkplan beschrijft een visie op de gewenste ontwikkeling van een gebied die door alle belanghebbende partijen wordt (h)erkend. Zo’n visie is essentieel om over langere tijd met alle betrokken partijen te werken aan leefbaarheidsvraagstukken. Een gedeelde visie zorgt bovendien voor samenhang tussen projecten en interventies. Tot slot dient het een procesmatig doel: het in samenhang en gezamenlijkheid werken aan een toekomstbestendige wijk. Daarmee wordt versnippering en langs elkaar heen werken voorkomen. Door de samenhang tussen en richting van interventies te versterken, worden de mogelijkheden om bewoners bij de ontwikkeling van de wijk te betrekken vergroot. Kortom: het wijkplan dient als bindmiddel tussen de leefwereld van bewoners en de systeemwereld van de gemeente en andere partijen in de wijk.
Naast bovenstaande doelen, ziet Sarah het wijkplan ook als middel om de ambtelijke organisatie, de politiek en bestuurders te committeren aan de gestelde doelen én werkwijze. Daarmee hoopt zij de positie van wijkgericht werken binnen de gemeente te verstevigen. Ten slotte is er in het wijkplan veel aandacht voor samenwerking met en inbreng van wijkpartners, zoals woningcorporaties.
Sarahs plan is om een eerste wijkplan op te stellen voor een van Breda’s aandachtswijken in het noorden van de stad, omdat dit gebieden zijn waar opgaven, afdelingen en programma’s toch al samenkomen. De aandachtswijken zijn bij uitstek het domein van Verbeter Breda. Binnen dit programma werkt de gemeente sinds 2021 met tientallen lokale partners samen aan het verkleinen van de verschillen tussen wijken. Het doel van de wijkaanpak is dat de wijk waar je woont of wordt geboren niet bepalend is voor je kansen in het leven. Met de lancering van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid draagt het Rijk sinds 2022 ook bij aan Verbeter Breda. De inzet in de aandachtswijken is breed en verbonden met andere inzet van de gemeente en partners, maar de noodzaak van een wijkplan waarin dit wordt beschreven wordt nog niet in alle teams gevoeld. Hoe krijgt team Wijkzaken dat voor elkaar?
De deelnemers van de werkplaats geven advies over hoe het proces naar een wijkplan mogelijk in te richten is. Zo kun je je bijvoorbeeld afvragen hoe integraal het wijkplan uiteindelijk moet worden. Welke interne teams, externe organisaties en bewoners vraag je om deel te nemen en welke partijen worden juist niet betrokken? In een dynamisch gebied als Breda-Noord, waar vanuit verschillende hoeken initiatief wordt genomen en beleid wordt gemaakt, vraagt dit om scherpe keuzes. Een ander advies over de procesinrichting: nodig partners, waaronder zeker ook bewoners(organisaties) uit om ook eigenaar te worden van het wijkplan en actief mee te schrijven. Daardoor kun je ervoor zorgen dat ook stakeholders die meer op afstand staan van het wijkgericht werken zich committeren aan het proces.
Hoewel de inrichting van het proces belangrijk is, adviseren de deelnemers aan de werkplaats niet te lang in het denkwerk te blijven hangen. Zij geven aan dat het belangrijk is successen zichtbaar te maken en snel van start te gaan door bijvoorbeeld in gesprek te gaan met wijkpartijen of sleutelfiguren in de wijk. De vraag hoeft nog niet concreet te zijn wanneer je hiermee begint. Dit advies komt voort uit de constatering dat sommige wijkprofessionals aarzelen met het tot uitvoering brengen van (goede) plannen, bijvoorbeeld omdat zij anticiperen op weerstand vanuit andere afdelingen. Die koudwatervrees is tegen te gaan door wél aan de slag te gaan en al doende te laten zien wat de meerwaarde is van het pilot-wijkplan.
Het laatste advies van de deelnemers gaat over de invulling van het wijkplan. Het is van belang dat rekening wordt gehouden met de verschillende tijdspaden die afdelingen en organisaties hanteren. Besteed in het wijkplan daarom aandacht aan ingrepen voor de korte termijn, actielijnen voor de middellange termijn én langetermijndoelen. Spreek ook peilmomenten af waarop het wijkplan kan worden herijkt. Zorg er met andere woorden voor dat de tandwielen van verschillende afdelingen en de bijbehorende tijdspaden en cycli in elkaar grijpen. De deelnemers denken dat het zodoende mogelijk is om tot een dynamisch en breed gedragen wijkplan te komen. Daarmee verstevig je de plek van het wijkplan en mogelijk ook die van het wijkgericht werken binnen de gemeente.
Om te weten wat je als wijkprofessional te doen staat, moet je weten wat er in de wijk is aan aanbod en activiteiten. Waar kunnen bewoners terecht en waar kunnen zij elkaar ontmoeten? Binnen de ABCD-methode spreekt men van asset mapping – een eerste stap om de gemeenschap bewust te maken van de mogelijkheden in de wijk. In kaart brengen welke activiteiten en voorzieningen al in de wijk te vinden zijn, is volgens Remco Jutstra belangrijk om mensen en organisaties aan elkaar te binden. Jutstra is wijkadviseur voor het stadsdeel Leidsche Rijn-Centrum. Deze wijk is gloednieuw, zelfs nog deels in ontwikkeling. Juist hier is het van belang dat er samen met de partners en actieve bewoners in de sociale structuur wordt geïnvesteerd. Inwoners zijn nieuw voor elkaar en voor de wijk en vindplaatsen voor (maatschappelijke) initiatieven en voorzieningen zijn vaak nog onbekend. Waar vind je als nieuwe inwoner van de wijk bijvoorbeeld de vereniging die bij jou past? En waar kan je terecht als je een idee hebt voor jouw wijk en buurtgenoten? Jutstra ziet al veel mooie initiatieven, zoals het wijkplatform ‘In de Kern Gezond’, en zoekt naar een passende manier om samen te werken aan asset mapping in het stadsdeel.
Er is – ondanks de relatief jonge wijk – al veel in en over de wijk te vinden als je kijkt naar het aantal initiatieven, ontmoetingsplekken en informatie. Informatie is er in de vorm van sociale kaarten en diverse online platforms. Het probleem is dat dit soort informatie zelden is geïntegreerd in één geheel. Bovendien is veel aanbod gericht op specifieke doelgroepen. Vooral organisaties die ondersteuning bieden voor werk, opvoeding, zorg en welzijn zijn goed vindbaar. Daartegenover zijn er veel informele initiatieven in de wijk, die moeilijker te vinden zijn. Juist die informele initiatieven zijn van belang bij het opbouwen van het sociale weefsel in de wijk, maar dit soort initiatieven en gelegenheidscollectieven hebben vaak geen vaste locatie of zijn van tijdelijke aard. Jutstra wil daarom toewerken naar een ‘dynamische sociale kaart’ om de actuele vraag en het informele en formele aanbod samen te brengen. In een grote stad zijn er gelukkig veel collega’s en betrokken partijen zoals verenigd in de wijkalliantie+ om samen te werken aan het sociaal kapitaal. Pas als je elkaar kunt vinden, kan je ‘samen stad maken’.
Een helder doel, maar waar en hoe begin je? Uit de discussie tijdens de werkplaats komen een aantal aanknopings- en aandachtspunten. Ten eerste is het van belang het beoogde platform zo in te richten dat mensen kunnen vinden wat ze zoeken. Daarom is het belangrijk om scherp te hebben welke behoeften het platform bedient. Wil je mensen vertellen waar en wanneer ze activiteiten kunnen vinden, wil je dat mensen met elkaar contact kunnen leggen en initiatieven kunnen optuigen via het platform, of is het doel om vragen van bewoners efficiënt te beantwoorden? Hoe wordt er samengewerkt aan de basisinfrastructuur, wijkplatformfunctie en het programma ‘samen stad maken’? De gestelde doelen bepalen welke functies nodig zijn binnen het platform. Bouw je er een agenda of digitale kaart in, en zorg je voor een chatfunctie of niet? Worden de bijdragen van maatschappelijke organisaties geredigeerd of mag iedereen die dat wil erop plaatsen?
Ten tweede suggereert men tijdens de werkplaats dat het goed is om communicatieadviseurs en collega-wijkadviseurs bij het vraagstuk te betrekken. Het kan namelijk goed zijn dat in andere wijken al is gewerkt aan asset mapping, of dat men er net als Jutstra een platform voor de wijk heeft ingericht. In het beste geval kan je dit model overnemen, of kan het dienen als inspiratie voor een op jouw wijk toegespitst platform. Communicatieadviseurs kunnen helpen de doelen, vorm en functies af te stemmen op de bewoners. Ten slotte is communicatie nodig om het resultaat met samenwerkingspartners, de community, optimaal in te zetten.
Een laatste advies is om met collega-wijkadviseurs de vraag te stellen: wat gebeurt er als we géén nieuwe, dynamische sociale kaart optuigen? Het antwoord op deze vraag kan helpen de vorm en focus van het platform toe te spitsen op deze wijk en haar bewoners. En het kan helpen om te bedenken of het online platform wel het juiste antwoord is op de vraagstukken en behoeften in de wijk.
Met enkel een platform – een digitaal ‘prikbord’ voor de hele wijk – heb je nog niet de oplossing voor alle opgaven in de wijk. Asset mapping gaat immers verder dan het optellen van de plekken, groepen en activiteiten. Het gaat er ook om dat je de bestaande assets weet te benutten en de gemeenschapskracht versterkt. Onderschat daarom niet de waarde van fysieke locaties en sleutelpersonen als sociaal bindmiddel. Ook voor goede promotie en invulling van de beoogde online omgeving zijn sleutelpersonen en ontmoetingsplekken van belang. Kortom: zoek naar een vorm waarin offline en online werelden elkaar versterken.
Veldhoven: maatschappelijk vastgoed (weer) voor maatschappelijke doelen
Pawan Mohanlal is beleidsadviseur gebiedsgericht werken voor de gemeente Veldhoven. In de gemeente hebben wijkcentra een belangrijke maatschappelijke functie. Helaas staat een van de wijkcentra onder toenemende druk door stijgende kosten. Mohanlal wil voorkomen dat wijkcentra worden opgeheven in Veldhoven, want daardoor zouden maatschappelijke organisaties en initiatieven geen onderdak meer kunnen vinden in de wijk. De wijk zou een belangrijke ontmoetingsplek armer zijn.
De gemeente is eigenaar van het wijkcentrum en verhuurt dit aan de beheerstichting voor een kostprijsdekkende huur. De stichting verhuurt de ruimten op haar beurt weer aan maatschappelijke organisaties. Om de exploitatie rond te krijgen zijn de huurprijzen verhoogd en de openingstijden versmald om personeelskosten te sparen. Hierdoor dreigen maatschappelijke initiatieven en organisaties minder activiteiten te kunnen ontplooien. De gemeente verstrekt subsidie aan organisaties voor activiteiten ‘die ten goede komen aan een goed woon- en leefklimaat’. De maatschappelijke organisaties krijgen nu resultaatfinanciering voor de activiteiten die zij ontplooien, maar ze krijgen geen (extra) geld om de huur te betalen. De afgelopen tijd hebben kortetermijnafspraken geholpen het wijkcentrum voorlopig open te houden, maar een structurele oplossing is nodig.
In eerste instantie leidde de discussie in de werkplaats tot oplossingsrichtingen binnen de huidige afspraken. Het verbeteren van de bezettingsgraad kwam als eerste bovendrijven als mogelijke oplossing, waardoor de exploitatie mogelijk minder verliesgevend wordt en de openingstijden weer verruimd kunnen worden. Denk bijvoorbeeld aan het toelaten van private (niet-maatschappelijke) verhuur of horecafuncties. Ook kan de bezettingsgraad worden verbeterd door grotere en meer formele organisaties te benaderen, die zich waarschijnlijk een hogere huur kunnen veroorloven en voor continuïteit in de bezetting kunnen zorgen. Zo zou je afspraken met zorg- en welzijnsorganisaties kunnen maken om een deel van hun (maatschappelijke) activiteiten hier te huisvesten.
Bovenstaande maatregelen helpen weliswaar de exploitatie dekkend te krijgen, maar bieden geen garanties voor het voortbestaan van het wijkcentrum. Het kan zinnig zijn om te overwegen of de huidige constructie wel houdbaar en zinvol is. Nu verstrekt de gemeente immers subsidie voor de activiteiten, en int zij vervolgens de huur van de beheerstichting. Indirect, constateert de groep, belandt de gemeentesubsidie zo weer in eigen zak. Deze constructie zet de beheerder ook nog eens onder druk, volgens Mohanlal. Andere afdelingen binnen de gemeente zien ook dat het wijkcentrum financieel niet goed loopt, maar houden vast aan de regels, zoals de subsidieverordening en staatssteunregels.
Hoe kan de huidige situatie dan worden getransformeerd, op een manier dat de wijk een fysieke ontmoetingsplaats en ruimte voor maatschappelijke activiteiten behoudt en er tegelijk voldaan wordt aan wettelijke kaders en regels? Voor die transformatie is ten eerste draagvlak nodig bij bestuur en collega’s. Wijs collega’s en bestuurders op de waarde van wijkcentra voor de wijken in Veldhoven. Naast het belang voor de sociale cohesie in de wijk vinden organisaties en activiteiten er een thuis. Die activiteiten helpen de gemeente in het behalen van sociaalmaatschappelijke en welzijnsdoelstellingen. De vereiste commitment is er op papier eigenlijk al – in het coalitieakkoord staat immers: “Om wijkactiviteiten mogelijk te maken moeten er genoeg ontmoetingsplekken zijn in de wijk.”
Draagvlak voor en bewustzijn creëren over de moeilijke positie van het wijkcentrum zou een goede eerste stap kunnen zijn. Dat is nodig om collega’s van betrokken afdelingen mee te laten denken over oplossingen om het wijkcentrum te behouden. Maar een systeemverandering betekent natuurlijk wel dat er veel werk aankomt voor de gemeentelijke organisatie. Het vraagt mogelijkerwijs om nieuwe financiële afspraken met de beheerstichting en eventueel om een nieuwe manier van subsidiëren of aanbesteden. Ook het overnemen van beheertaken van de stichting moet volgens de deelnemers als gespreksonderwerp op tafel komen. Daarvoor is draagvlak binnen en commitment van het gemeentebestuur een vereiste en is tijd en kennis van verschillende collega’s nodig.
Het is ten slotte niet nodig het wiel zelf uit te vinden, verzekeren de deelnemers. Meer gemeenten kampen met vergelijkbare vraagstukken, dus haal inspiratie uit de vele voorbeelden van oplossingen in het land. Tijdens de werkplaats worden verschillende voorbeelden genoemd. Het buurthuizenbeleid van Breda benoemt de noodzaak voor het voortbestaan van buurthuizen expliciet, en dus investeert de gemeente in het behoud ervan wanneer het de samenleving zelf niet lukt. Een ander voorbeeld is te vinden in Groningen. Daar is het Wijkbedrijf Selwerd uitgegroeid van een locatie voor sociale activiteiten tot een belangrijk vliegwiel van de wijkvernieuwing. Dat succes is mede te danken aan het gemeenschappelijk opgestelde programma en het onvoorwaardelijke partnerschap tussen het wijkbedrijf en de gemeente.
De beschreven casuïstiek loopt sterk uiteen en laat de veelzijdigheid van het wijkgericht werken goed zien. Toch is er soms sprake van verwarring over de positionering en rolopvatting van het ambt. Wijkambtenaren worden door de veelzijdigheid vaak omschreven als generalisten, als een Jack/Jane of all trades. Het klopt dat wijkambtenaren van vele markten thuis moeten zijn; dat lieten deze werkplaats en de drie vorige edities wel zien. De negatieve bijklank van generalist, die een master of none zou zijn, doet echter geen recht aan de werkzaamheden van de vele wijkambtenaren in het land. Vakinhoudelijke kennis is voor wijkprofessionals onontbeerlijk, bijvoorbeeld als het gaat om participatieprocessen.
Daarnaast zijn voor wijkambtenaren procesvaardigheden op het gebied van verbinden en samenwerken onmisbaar. Over de samenwerking met wijkbewoners en de rol van verbinder tussen de wijk en de ambtelijke organisatie is al veel geschreven. Daarnaast is het aan de wijkambtenaar om interne afdelingen aan elkaar te koppelen, om zo domeinoverstijgende wijkopgaven op te kunnen lossen. Regelmatig blijkt dat een enkelvoudige en sectorale benadering tekortschiet. In die gevallen is het aan de wijkambtenaar om de eigen organisatie te ‘vragen’ of het ook anders kan. Met andere woorden: de wijkambtenaar vraagt de organisatie een andere, meer integrale benadering voor het vraagstuk te kiezen. Dit fenomeen zagen we in de drie vraagstukken terugkomen:
De drie behandelde casussen vragen van de wijkambtenaren om intensief af te stemmen en samen te werken met andere afdelingen. Daarnaast vraagt de wijkambtenaar in alle drie de vraagstukken aan de eigen organisatie om af te wijken van de gangbare werkwijze. Om dit voor elkaar te krijgen is flink wat overtuigingskracht nodig. Het laat tegelijkertijd goed zien dat de wijkambtenaar niet zomaar een generalist is, maar bovenal een verbinder. Tussen de wijk en de gemeentelijke organisatie én tussen verschillende afdelingen binnen de gemeente. De wijkambtenaar staat dus op het grensvlak tussen de wijk en de gemeente en wordt geacht ‘tweebenig’ te werken: met één been binnen en één been buiten de organisatie. De Jong, M., Bakker, H., & Robeerst, F. (2018). Tweebenig samen werken. Boom Uitgevers. 2 Als het lukt om beide benen goed te gebruiken, kan dat zomaar leiden tot een geslaagde pilot of zelfs een (systeem)verandering. Daarom is het wijkgericht werken ook wel een kraamkamer voor nieuw beleid.
Meer weten over gebiedsgericht en integraal werken in de wijk? Het platform WijkWijzer biedt beleidsmakers, wijkprofessionals en actieve bewoners een bundeling van relevante inzichten, publicaties en praktijkvoorbeelden over gebiedsgericht werken.