Flexwoningen bekijken op locatie en in de fabriek: Oost-Nederland
Tijdens deze Flextour in Hengelo en Almelo brengen we een locatiebezoek aan flexwoningen én zien we hoe ze worden gemaakt.
Sinds de invoering van de Omgevingswet per 1 januari 2024 is er nog maar één mogelijkheid om van het vigerende Omgevingsplan af te wijken; namelijk door middel van een Omgevingsvergunning voor een Buitenplanse Omgevingsplanactiviteit (Bopa). De Bopa kent verreweg de snelste besluitvormingsprocedure (van 8 weken). Daarmee is de Bopa in veel gevallen het aan te bevelen instrument om flexwoningen te realiseren onder de Omgevingswet.
Een ander instrument is de coördinatieregeling uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze regeling maakt het mogelijk om een wijziging van het omgevingsplan te combineren met het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen. De coördinatieregeling kan in bepaalde gevallen de voorkeur hebben boven de Bopa. Dat zijn de situaties waarin je vrijwel zeker weet dat er belanghebbenden zijn die tot in hoogste instantie doorprocederen, terwijl de initiatiefnemer pas durft te gaan bouwen als er een onherroepelijke omgevingsvergunning is. De coördinatieregeling is dan sneller, omdat je geen beroep op de rechtbank of hoger beroep bij de Raad van State hebt. Tot slot kun je ook het omgevingsplan aanpassen. Dit is de minst voor de hand liggende route: deze is erg tijdrovend.
Met deze juridische tip van Arjan Bregman, bijzonder hoogleraar Bouwrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen, kun je flexwoningen zo snel mogelijk realiseren. De gemeenteraad kan bepalen in welke gevallen je bij afwijking van het omgevingsplan de gemeenteraad om een bindend advies vraagt. Als je al een aantal (potentiële) locaties in gedachten hebt, dan kun je als college van B en W, dat de omgevingsvergunning verleent, de gemeenteraad vooraf laten besluiten dat er geen advies nodig is bij bepaalde (flexwoon-)projecten. Bregman adviseert hierin transparant te zijn en de gemeenteraad een lijst met locaties van deze projecten, inclusief de doelgroepen voor te leggen. Als de gemeenteraad daarmee instemt hoeft het college van B en W vervolgens de gemeente geen advies meer te vragen. Op deze manier kun je de reguliere acht weken procedure gebruiken voor het Omgevingsvergunningstraject en verlies je geen tijd. Meer informatie over het bindend advies van een gemeenteraad.
Deze Toolbox van het ministerie van BZK bevat juridische en financiële informatie over de realisatie van tijdelijke huisvesting en transformatieprojecten. De Toolbox biedt handvatten aan woningcorporaties, gemeenten, provincies, projectontwikkelaars en bouwbedrijven die flexwoningen willen realiseren. Onderdeel daarvan is een top tien van meest gestelde juridische vragen voor het versneld realiseren van tijdelijke huisvesting. Daarnaast is er een handig overzicht dat oude en nieuwe procedures onder de Omgevingswet schematisch weergeeft en inzichtelijk maakt waar deze van elkaar verschillen.
Veel flexwoonprojecten stranden door ontbrekend draagvlak bij omwonenden. Buurtbewoners blijken bijvoorbeeld vaak moeite te hebben met het specifiek ‘labelen’ van een project voor bepaalde doelgroepen, bijvoorbeeld voor statushouders, arbeidsmigranten of mensen die uitstromen uit de maatschappelijke opvang. Of ze zijn bang voor overlast, ze vrezen voor lelijke containerwoningen en/of ze maken zich zorgen over moeizame lokale integratie van deze spoedgroepen. De volgende tips helpen je om weerstand om te buigen naar draagvlak.
Bij een voorgenomen flexwoonproject voor aandachtsgroepen kunnen de belangen van betrokkenen sterk verschillen. Je krijgt te maken met (voor)oordelen en sentimenten, niet zelden gebaseerd op eerdere ervaringen. Partijen kunnen zich verschillend opstellen. Het helpt om je als initiatiefnemer daarbij open en eerlijk op te stellen. Duidelijk te zijn over de bedoeling van het initiatief. Duidelijk te maken wat vastligt, en wat bespreekbaar is. Aan te geven waar de grenzen liggen en ook vast te houden aan het doel: de ‘rechte rug’. Verder is het belangrijk om aanspreekbaar te zijn: niet alleen tijdens de planvorming, maar ook als de nieuwe bewoners er zijn. Dat geldt zeker voor de eerste tijd. En breng nieuwe en oude bewoners met elkaar in contact, liefst al vóór de bewoning, anders kort na hun komst. En als laatste, focus je in de communicatie niet op de ‘meest lastige’ bewoners.
Communicatie is een wezenlijk onderdeel van elk project, en zeker bij de huisvesting van aandachtsgroepen. Het moment kan verkeerd vallen, maar ook de toon, de taal, of degene die de boodschap brengt. Belangrijk is om heldere en eerlijke taal te gebruiken. Wees ook eerlijk over wat je niet zeker weet. Geef aan hoe je omgaat met mogelijke incidenten. Pas de communicatie aan je doelgroep(en) aan: bewoners van villawijken vragen om een andere benadering dan bewoners uit volkswijken. En reageer niet op social media, maar zorg dat je op andere manieren bereikbaar en aanspreekbaar bent.
Ben je benieuwd naar meer tips voor het creëren van meer draagvlak? Lees dan ook dit artikel.
Het is belangrijk om de nieuwe flexwoningen snel te kunnen aansluiten op het elektriciteitsnet, omdat netcongestie snelle realisatie anders tenietdoet. Ga daarom vroegtijdig in gesprek met de netbeheerder over wat wel geleverd kan worden, eventueel met bepaalde restricties. Kijk ook hoe je energie kunt besparen en de energiebehoefte kunt verlagen. Ook door flexwoningen zoveel mogelijk zelfvoorzienend te maken met zon- en windenergie en accupacks, zijn ze minder afhankelijk van een aansluiting op het elektriciteitsnet. Wat kun je doen als zon- en windenergie toch te weinig energie opleveren?
Als je een flexwoonproject niet met huisaansluitingen op het aanwezige net kunt aansluiten, is mogelijk één bouwaansluiting toereikend. Deze is sneller te leveren dan een huisaansluiting. Dat bleek bijvoorbeeld bij het flexwoonproject van de gemeente Brummen in Eerbeek met 16 woningen voor 60 Oekraïense ontheemden. Hier was het bestaande net ontoereikend voor 16 huisaansluitingen: netverzwaring bleek nodig. Deze zou echter pas acht maanden na de komst van de bewoners in de woningen gereed kunnen zijn. Een bouwaansluiting (van 3x 25A) in combinatie met accupacks was wel geschikt. Helaas werd de bouwaansluiting te laat geleverd en is er als noodoplossing tijdelijk gebruik gemaakt van een aggregaat.
Met zonnepanelen, warmtepompen en elektrisch rijden is het elektriciteitsverbruik al snel 5 kW per woning. Veel elektriciteitsnetten hebben slechts ruimte voor 3 kW per woning. Samen met warmtebatterijen kun je daaronder blijven. Een warmtebatterij fungeert als een meerdaagse buffer, waardoor een lichte netaansluiting volstaat. Het vangt periodes op waarin weinig energie kan worden opgewekt met wind en zon. Vaak is het lokaal uitvoerbaar met de huidige beschikbare oplossingen. Voorbeelden van warmtebatterijen zijn hydrobags en ijsbuffers.
De businesscase is in veel flexwoonprojecten een bottleneck. Maak daarom slim gebruik van de beschikbare tools en regelingen die je kunnen ondersteunen bij het sluitend krijgen hiervan.
In opdracht van het ministerie van BZK is een rekenmodel ontwikkeld waarmee je verschillende scenario’s kunt doorrekenen. Je kunt het model gebruiken om de impact van verschillende scenario’s inzichtelijk te maken. Corporaties, beleggers, gemeenten en andere partijen kunnen het model intern gebruiken bij het opstellen van de businesscase. De meest bepalende factor daarbij is de periode na de eerste exploitatietermijn: wat doe je daarna? Met het model kun je verschillende scenario’s doorrekenen en de resultaten ervan gebruiken voor onderbouwing en ondersteuning van discussies over vervolglocaties tussen gemeenten en corporaties. De knoppen waar je aan kunt draaien, zijn onder andere:
Verschillende regelingen van de rijksoverheid zijn bedoeld om gemeenten en andere partijen bij het versneld realiseren van tijdelijke huisvesting te ondersteunen. Door gebruik te maken van één of meerdere regelingen voor flexwoonprojecten, vergroot je de kans dat je de businesscase rond krijgt, dan wel gezamenlijk tot een aanvaardbaar risico komt. De verschillende regelingen staan hieronder op een rij:
Een goede stedenbouwkundige inpassing en aandacht voor architectonische kwaliteit zijn van belang voor de ruimtelijke kwaliteit van flexwoningen. Op die manier borg je de collectieve leefkwaliteit van onze buurten, steden en dorpen.
Het is van belang dat flexwoningen niet alleen een kwantitatieve bijdrage, maar ook een kwalitatieve bijdrage leveren aan steden en dorpen. Ook de flexwoningen die gestandaardiseerd en seriematig geproduceerd worden. Het College van Rijksadviseurs en Federatie Ruimtelijke Kwaliteit hebben in opdracht van het ministerie van BZK een stedenbouwkundig kader uitgebracht. Hierin zijn vijf stedenbouwkundige uitdagingen geformuleerd waar industriële en conceptuele woningbouw op moeten kunnen inspelen, zoals afwijkingen in de stads- of dorpsplattegrond, samenhang in de openbare ruimte en het combineren van bouwstromen.
Daarnaast heeft RVO onlangs een Handreiking inrichting openbare ruimte flexwonen opgesteld. Verplaatsbare woningen vragen om een andere omgang met de openbare ruimte dan permanente woningbouw. Voor woonprojecten die tijdelijk zijn, kan het verstandig zijn om anders te ontwerpen, andere materialen te kiezen en tweedehandse of verplaatsbare elementen in te kopen. Deze handreiking helpt initiatiefnemers en gemeenten om passende keuzes te maken over tijdelijke woonprojecten.
Naast een goede stedenbouwkundige inpassing is ook een goede architectonische kwaliteit van belang bij flexwoningen. In navolging op het stedenbouwkundig kader heeft het College van Rijksadviseurs en Federatie Ruimtelijke Kwaliteit een architectonisch kader uitgebracht. Hierin zijn zeven architectonische uitdagingen van industriele en conceptuele woningbouw geformuleerd, waaronder het bouwvolume, gevelbeeld en woningplattegrond.
Deze tips en aanbevelingen komen voort uit de praktijkleerkringen ‘Flexwoningen realiseren in jouw gemeente!?’ die Platform31 organiseerde in opdracht van provincie Zuid-Holland en provincie Gelderland in 2023 en 2024.
Wil je ook een Praktijkleerkring Flexwonen organiseren in jouw provincie, regio of gemeente? Neem dan contact op met Anneloes Blankendaal voor meer informatie.