Sociaal wonen in onzekere tijden
De antwoorden op klemmende vraagstukken beschreven in 26 papers; voor iedereen die zich met woonbeleid bezighoudt.
“Gemengde wijken zijn terug van weggeweest, maar waren nooit écht weg”, vertelt André Ouwehand, onderzoeker bij de TU Delft. Al in de 19e eeuw ontstaat in Engeland het idee om wijken te mengen. Vanaf begin 20e eeuw krijgt het idee in Nederland wisselende aandacht. In de jaren 80 en 90 krijgt de gemengde wijkgedachte een nieuwe impuls. Dit leidde tot de Nota Stedelijke Vernieuwing met als belangrijk speerpunt: een gedifferentieerde woningvoorraad en bevolking in de stedelijke vernieuwingswijken.
Na 2011 stopte deze wijkaanpak en vielen de rijksmiddelen weg. De gemengde wijk raakte op de achtergrond, maar komt eind 2018 terug op de agenda door het rapport Veerkracht in het corporatiebezit. Dit rapport concludeerde dat de leefbaarheid in buurten met relatief veel corporatiebezit achteruitgaat sinds 2012, er steeds meer kwetsbare groepen wonen en dat er een neerwaartse spiraal lijkt te ontstaan. Om de concentraties van kwetsbare groepen en de neerwaartse spiraal in kwetsbare wijken te doorbreken kwam het mengen van vroeger weer bovendrijven als mogelijke oplossing.
Maar er zijn ook kanttekeningen te plaatsen, wat met name in de wetenschap ook veel is gedaan. Ouwehand: “Is mengen vooral goed voor de wijk of ook goed voor de bewoner? Sociale achterstand los je niet op enkel door problematiek te verdunnen”. Ouwehand wijst daarom op het belang van sociaal beheer in een wijk en investeren in onderwijs en het sociale domein. Daarnaast maakt de manier van mengen uit. Sloop-nieuwbouw zonder dat bewoners kunnen terugkeren in de wijk leidt tot verzet. Beleid moet mét inwoners worden gemaakt, zo bleek uit de evaluatie van het Nationaal Programma Rotterdam-Zuid: “Zorg dat zij de aanpak dragen en ga niet top-down mengen.” Uit onderzoek blijkt daarnaast dat menging op laag schaalniveau ook tot spanningen kan leiden. Denk daarom meer in de richting van homogene blokken in heterogene wijken.
Ten slotte moet worden voorkomen dat door sloop-nieuwbouw de kwetsbare bewoners geconcentreerd terechtkomen in een andere wijk. Ouwehand adviseert: “Kijk integraal naar alle wijken in een stad of regio.”
De gemengde wijkaanpak speelt ook in de Schiedamse wijken Nieuwland en Oost. Deze wijken maken onderdeel uit van de focusgebieden in het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (NPLV). Olga Boot, programmamanager Stedelijke Vernieuwing, vertelt over de manier waarop Schiedam wil mengen: “We mengen door te bouwen voor sociale stijgers in de wijk. We willen mensen behouden, niet vervangen.”
Boot laat zien dat mengen in de praktijk lastig is in kwetsbare wijken. “Veel woningen zijn van slechte kwaliteit en moeten gesloopt worden. Voor deze verwaarloosde woningen kunnen we niet nieuwe woningen voor hetzelfde huurbedrag van 300 euro per maand terugbouwen”. Ook bij participatie van bewoners bij het mengen van wijken zet Boot kanttekeningen. “Je wilt dit mét bewoners doen, maar er zijn grenzen.” Zo’n grens ligt bijvoorbeeld bij de vraag óf een complex wel of niet gesloopt moet worden. Boot: “Waar we wel over in gesprek gaan: de termijn waarbinnen sloop/nieuwbouw plaatsvindt, wat de gemeentelijke aanpak inhoudt en de vraag of bewoners in de wijk of elders een woning willen.”
Tussen Schiedam Oost en Nieuwland bestaan grote verschillen. Nieuwland kenmerkt zich door een hoog aandeel corporatiebezit. Hier kan de gemeente relatief gemakkelijk afspraken maken met de woningcorporatie om woningen en buitenruimte te verbeteren. Dat is anders in Oost vanwege het grote aandeel particuliere bezit. “Hier moeten we een andere aanpak ontwikkelen”, vertelt Boot. Deze mensen zijn vaak financieel niet in staat hun woning te verbeteren, of de woningen zijn in bezit van particuliere verhuurders die nauwelijks onderhoud plegen.
Daarnaast hebben grote herstructureringsopgaven een grote impact op de hele stad. Boot: “Als we op één plek veel slopen, zetten we de stad op slot voor andere mensen met urgentie. Veel mensen hebben dan een tijdelijke of nieuwe woning nodig.”
“De sociaaleconomische segregatie neemt toe in Nederland”, stelt Radboud Engbersen, programmaleider Sociale Basis bij Movisie. In zijn bijdrage schetst hij de noodzaak van een sociale aanpak bij het mengen van wijken. Net als Ouwehand laat hij zien dat het aandeel mensen met sociaaleconomische achterstanden toeneemt in wijken met veel corporatiebezit. Deze toename is deels te verklaren door extramuralisering: een ontwikkeling waarbij mensen die eerst intramuraal (in zorginstellingen) werden opgevangen, in de wijken werden geplaatst en daar zorg aan huis krijgen.
Als onderdeel van het project ‘Wij in de wijk’ deed Engbersen onderzoek naar hoe mensen met verschillende achtergronden contact hebben met elkaar. Het onderzoek ging uit van twee theoretische concepten: bonding en bridging capital. Bonding capital verwijst naar contacten binnen een groep of gemeenschap en bridging capital bestaat uit contacten tussen groepen en gemeenschappen. Uit onderzoek blijkt dat deze laatste categorie erg belangrijk is om te stimuleren, want deze overbruggende contacten heb je niet zomaar. Opbouwwerkers kunnen dit soort ontmoetingen stimuleren en faciliteren op specifieke ontmoetingsplekken. Engbersen: “Ontmoeten hoeft dan helemaal niet zo intensief te zijn. Een mate van familiariteit kan al helpen. Interactie is dan beperkt, maar men ziet en herkent elkaar.”
“Om te weten wat wel en niet werkt, heb je kennis nodig van de buurt en wijk”, stelt Engbersen. Alleen dan weet je welke plekken als ontmoetingsplek gebruikt worden, zoals een bibliotheek, kringloopwinkel, kerk, Hema-restaurant of een park met speeltoestellen. Dit kun je vervolgens stimuleren en faciliteren. “Voorkom dan wel de inclusiekramp”, waarschuwt Engbersen. Soms is het juist wenselijk dat groepen ervoor kiezen om onder elkaar te willen zijn. “Dit hoef je niet meteen tussen groepen te verbinden.” Hij vertelt over een groep Poolse vrouwen die een club heeft gevormd om elkaar te ondersteunen. Ze helpen elkaar bijvoorbeeld met het leren van Nederlands, waardoor ze zich gesterkt voelen om deel te nemen aan de samenleving.
Maar er is meer nodig dan local knowledge over bestaande ontmoetingsplekken. Wie een meer gemengde wijk wil realiseren ontkomt niet aan investeringen in adequate professionals (community organizers) én de juiste binnen- en buitenvoorzieningen. Engbersen: “Accommodatiebeleid is lang sluitpost geweest in het sociaal beleid van heel veel gemeenten, daar kan niet langer sprake van zijn bij mengingsambities.”
Aansluitend sloten Saskia Hooijmaaijers, gebiedsmanager Dordrecht West (focusgebied in het NPLV) en Merijn van de Reep, senior adviseur bij STIPO, aan voor een panelgesprek. Hooijmaaijers reflecteerde op de vertelde verhalen en bracht het Dordtse perspectief in. Van de Reep deelde de ervaringen van STIPO in het werken aan (gemengde) wijken, onder andere in de Wildemanbuurt in Amsterdam.