Data helpen bij gerichte aanpak van woningbouwopgave
De Benuttingsmonitor van ANG geeft handvatten om woonbeleid te ontwikkelen en om gericht te sturen.
‘Steeds meer studenten blijven thuis wonen, omdat ze geen betaalbare kamer kunnen vinden’, kopt de Volkskrant. In het studiejaar 2014-2015 woonde nog 52 procent buitenshuis, inmiddels is dat nog maar 44 procent. Studenten blijven noodgedwongen langer thuis wonen. Soms beperkt dat hen zelfs bij de keuze voor een voorkeursstudie.
Bij het begin van elk studiejaar zien we steeds hetzelfde patroon: er is een nijpend tekort aan betaalbare studentenhuisvesting. De laatste decennia hebben huisvesters vooral individuele studio’s gebouwd voor studenten. Studio’s die eigenlijk veel te duur zijn voor deze jongeren, maar door overheidsfinanciering (huurtoeslag) toch betaalbaar zijn.
Voor de student pakken ze hierdoor vaak goedkoper uit dan een kamer, maar de samenleving betaalt en zorgt er zo voor dat de businesscase voor de huisvester rendabeler wordt. Immers, de BV Nederland betaalt die verborgen woonlasten. En nog een maatschappelijk nadeel: studio’s nemen meer schaarse ruimte in beslag dan studentenkamers.
Uit onderzoek van Kences blijkt dat veel studenten die het ouderlijk huis verlaten, vaak helemaal geen behoefte hebben aan een eigen (mini)appartement. Vooral jongerejaars wonen liever met anderen samen. En wat te denken van de alarmerende cijfers over studentenwelzijn en eenzaamheid? De coronacrisis maakte dit pijnlijk duidelijk. Ook daarvoor helpt het als studenten weer meer gaan samenwonen. In ouderwetse studentenhuizen of bij een hospita. Dat levert niet alleen meer en ook veel sneller woonruimte op, het is ook voordeliger voor student en maatschappij en het komt tegemoet aan woonwensen van veel studenten.
Nederland telt – afgerond – zo’n 1,25 miljoen studenten, van wie ruim 750 duizend aan hbo of universiteit. Het aantal studenten neemt vooral toe door een groeiend aantal buitenlandse studenten; bij de start van dit nieuwe studiejaar zijn het er al bijna 120 duizend. Tot 2030 is er nog extra huisvesting nodig voor zo’n 60 duizend studenten. De bouwplannen komen nu echter nog niet verder dan 20 duizend.
Het tekort aan studentenhuisvesting staat niet op zichzelf. Onlangs is berekend dat het algehele Nederlandse woningtekort verder is toegenomen tot 390 duizend woningen, oftewel 5 procent van de totale woningvoorraad. Het grote tekort resulteert in ‘dringen’ op de woningmarkt. Naast studenten kloppen immers nog veel meer verschillende aandachtsgroepen aan de deur. En voorrang voor de ene urgente woningzoekende, betekent langer wachten voor iemand anders. Dus zijn er aanvullende oplossingen nodig, en niet alleen voor studenten.
Oplossingen liggen niet in nóg meer studio’s bouwen, maar in het beter benutten van woonruimte. Er zijn tal van manieren waarop dat kan. Poets bijvoorbeeld het imago van de aloude hospita op en maak hospitaverhuur aantrekkelijker; veel studentensteden werken hier nu aan. Of experimenteer, net als steden als in Wageningen, Enschede, Nijmegen en Groningen, met het samenwonen op één kamer voor buitenlandse studenten; in andere landen is dat al heel gewoon en bovendien is het goedkoper. En bouw wat vooral jongerejaars willen: met vijf of zes studenten samen een woonkeuken delen.
Laat een nieuw kabinet met een woontoelage komen voor álle uitwonende studenten, bijvoorbeeld via een ophoging van de beurs, zodanig dat samenwonen wordt gestimuleerd en niet bestraft. Dit kan kostenneutraal als de nu uitgekeerde huurtoeslag voor studiobewoning wordt verdeeld over alle uitwonenden, zowel studenten in een zelfstandige studio als studenten op kamers. Zo ontstaan een gelijk speelveld en een vrije keuze tussen zelfstandige en gedeelde studentenhuisvesting.
Het belangrijkste is te erkennen dat andere oplossingen nodig zijn dan enkel het bijbouwen van alles-voor-jezelf-studio’s. Want als we dat laatste doen, blijft het tekort aan studentenhuisvesting een groot probleem dat elk jaar weer terugkeert.
Deze opinie is in de Volkskrant gepubliceerd op 7 september 2023.