Wijkeconomie is de sleutel tot toekomstbestendige steden
Door wonen en werken slim te combineren, pak je niet alleen het woningtekort aan, maar zorg je ook voor een sterke lokale economie.
Lessen en inzichten uit interviews met gemeenten en ondernemers in coronatijd
In samenwerking met
De coronacrisis vraagt veel van ondernemers en daarmee van gemeenten die met hen werken aan een duurzaam levensvatbare lokale economie. De crisis maakt duidelijk waar de kracht en de knelpunten zitten in dit partnerschap. In een interviewronde in het voorjaar van 2021 is hierover uitgebreid gesproken met ondernemers en gemeenten. In deze notitie presenteren we de opgedane lessen en inzichten.
Eerst geven we een kort overzicht van de conclusies en aanbevelingen, die – na een toelichting van achtergrond en aanleiding – per punt nader zijn uitgewerkt. Daarbij brengen we goede voorbeelden onder de aandacht. In de gesprekken kwamen we ook opgaven en uitdagingen tegen die sterk met het thema te maken hebben, maar net buiten de centrale vragen vielen. Deze staan, samen met enkele algemene observaties, apart genoemd.
Gemeenten werken samen met het Rijk, provincies en MKB-Nederland aan een dynamische uitvoeringsagenda voor herstel en transitie van de regionale economie. Er wordt gewerkt aan vier thema’s:
Voor het thema ‘Breed en innovatief mkb’ is een opgavegroep geformeerd. Een team van collega’s vanuit het ministerie van EZK, IPO/provincies, VNG/G40 en MKB-Nederland werkt aan het volgende projectresultaat:
Om hier meer zicht op te krijgen, hebben Platform31 en VNG een interviewronde uitgevoerd onder de gemeenten die op afbeelding 1 staan vermeld. Deze gemeenten zijn geselecteerd op basis van hun omvang (klein, middel, groot), geografische spreiding en actieve inzet voor herstel en transitie van de lokale en regionale economie. Aan de gesprekken hebben ook (vertegenwoordigers van) ondernemers deelgenomen (zie onderaan dit artikel de lijst met geïnterviewde personen).
In de interviews zijn de vragen geclusterd rondom het beoogde projectresultaat van de opgavegroep Breed en innovatief mkb. De respondenten ontvingen de vragenlijst vooraf.
Gemeenten zetten sterk in op het ondersteunen en stimuleren van het mkb om te vernieuwen en innoveren. Dat begint met persoonlijke aandacht:
“Je moet met bedrijven om tafel zitten. Om top of mind te komen, als kans of als moetje om te overleven. Daar moet je iets moois creëren. Uiteindelijk draait het om het geld, dat het meer omzet gaat creëren of lijfsbehoud.”
Veel ondernemers hebben nog niet goed in beeld welke ontwikkelingen er op hen afkomen. Door de crisis is daar nu wel meer aandacht voor. Het is nu van belang om de horizon van ondernemers te verbreden. Nog lang niet iedereen is ‘wakker’ en men weet de juiste trajecten en potjes niet altijd te vinden.
Veel ondernemers zijn bezig met de waan van de dag en vernieuwen niet door tijdgebrek. Bedrijven, ketens of clusters zullen alleen in beweging komen als die verandering intrinsiek gemotiveerd is:
“De ondernemer moet het zelf gaan doen.”
Een financiële prikkel helpt zeker, maar alleen een subsidie of voucher aanbieden is niet genoeg: advies is ook nodig. Ondernemers zijn gebaat bij een coach die over hun schouder meekijkt. Ze hebben behoefte om andere ondernemers te ontmoeten en relaties te leggen. De kracht van herhaling en van collega-bedrijven die het goede voorbeeld laten zien tijdens netwerkbijeenkomsten helpt enorm. Nieuwsbrieven worden niet meer gelezen, dus actief aanspreken is hard nodig.
Veel trajecten zijn incidenteel van aard. Er is meer structurele ondersteuning nodig om bedrijven te begeleiden. De MKB-Deals worden genoemd als een voorbeeld van een aanpak die helpt om ondernemers vooruit te helpen.
De volgende praktijkvoorbeelden worden via het Kennisnetwerk Regionale Economie breed onder de aandacht gebracht:
Gemeenten zien voor zichzelf een rol weggelegd in het actief koppelen van partijen en het aanjagen van de samenwerking tussen bedrijfsleven en onderwijs- en kennisinstellingen. Daarbij is het goed om bedrijven bij elkaar te brengen om ecosystemen te creëren. Challenges en hackatons bij hogescholen en universiteiten werken om bedrijven vooruit te helpen. Bedrijven vinden het heel inspirerend om met studenten te werken.
Gemeenten staan samen met hun regiopartners voor de uitdaging om antwoorden te formuleren op vragen als: Wat is de economie van de toekomst? Aan welke missies willen we werken? Wat zijn de banen van de toekomst? Welke ruimtelijke vertaling krijgt die nieuwe economie en welke sociale vertaling vraagt dat, bijvoorbeeld ten aanzien van een leven lang ontwikkelen?
Breed leeft de wens om ondernemers optimaal te ondersteunen op de vragen, opgaven en uitdagingen die bij hen leven. De drempel om contact te zoeken en een vraag te stellen moet
voor ondernemers zo laag mogelijk zijn. Dit kan bijvoorbeeld door actief contact te leggen en een band op te bouwen.
De gesprekspartners (zowel vanuit gemeenten als bedrijfsleven) geven aan dat ondernemers de gemeente en andere intermediaire organisaties door de crisis nu veel makkelijker weten te vinden. Gemeenten en intermediaire organisaties weten door het geïntensiveerde contact met ondernemers nu beter wat er bij ondernemers speelt en hoe zij hen van dienst kunnen zijn.
“We hadden al een groot netwerk, maar door de intensivering van de contacten spreken we nu ook de non-usual suspects.”
De crux is die lijntjes in stand te houden. Om dat te kunnen doen, wordt aangegeven dat er loopvermogen nodig is: de capaciteit om proactief naar bedrijven toe te gaan, met hen het gesprek te voeren en samen te verkennen welke ondersteuning hen vooruit kan helpen. Hiervoor zouden gemeenten veel meer moeten investeren in medewerkers die het goede gesprek met ondernemers kunnen voeren.
“De gemiddelde mkb’er bereik je pas echt als je met elkaar aan tafel zit.”
De gemeente kan het verschil maken door ondernemers op weg te helpen met bijvoorbeeld vouchers om expertadvies in te kopen, zodat zij ook echt met hun opgaven en uitdagingen aan de slag gaan. Daadwerkelijk adviseren van ondernemers is een rol en taak van private adviseurs, niet van de overheid.
Gemeenten hebben het afgelopen jaar heel hard gewerkt om ondernemers bij te staan. Er zijn veel gesprekken gevoerd. Vaak zijn ondernemers actief telefonisch benaderd, is een luisterend oor geboden, constructief meegedacht. Er zijn verbindingen gelegd met andere ondersteuningsorganisaties in de regio, tussen ondernemers onderling, met landelijke partijen en beschikbare regelingen. Verschillende gemeenten hebben acties op touw gezet om ondernemers ook moreel te ondersteunen, wat vaak zeer werd gewaardeerd door ondernemers.
Positief neveneffect van de coronacrisis is dat het netwerk en contact met ondernemers enorm is uitgebreid. De uitdaging is dit geïntensiveerde contact vast te houden om zo het mkb te ondersteunen mee te bewegen met de transitie van de economie. Dat vergt meer capaciteit bij de teams EZ en accountmanagement van gemeenten. Door de tekorten in het sociaal domein staat dit sterk onder druk.
De wens om het mkb meer mee te nemen in de ontwikkeling van (boven)regionale investeringsprogramma’s wordt breed gedeeld. Vaak lukt het nog wel om de koplopers hiervoor te interesseren, maar blijft het ingewikkeld om het peloton mee te krijgen. De (mentale) afstand tot kennisinstellingen, investeringsprogramma’s en innovatietrajecten is voor veel ondernemers te groot. Het brede mkb en de vele familiebedrijven spreken vaak letterlijk een andere taal dan de taal van kennisinstituten en investeringsprogramma’s.
In de gesprekken tussen accountmanagers van gemeenten en ondernemers waarin dit ter sprake komt, blijkt het voor veel ondernemers een ver-van-hun-bed aangelegenheid. Gemeenten zien vooral kansen om in het rechtstreeks contact met ondernemers hun behoefte te peilen. Door eerst goed te luisteren en vragen te stellen is het mogelijk ondernemers te prikkelen en interesseren voor nieuwe technologieën, digitalisering, vernieuwing en innovatie en/of samenwerking met andere bedrijven en/of kennisinstellingen.
In dit verband zien de respondenten een belangrijke rol weggelegd voor de regionale ontwikkelingsmaatschappijen. Die kunnen samenwerking stimuleren tussen grote en kleine bedrijven. Dat is nodig om het peloton te bereiken. De gemeente heeft daarin een belangrijke schakelfunctie door goed door te verwijzen naar de juiste partijen. De ervaring leert dat de voorbeelden van andere bedrijven uit de regio of uit dezelfde sector inspirerend werken en bedrijven in beweging brengen.
Problematisch is de veelheid van partijen die actief zijn op het gebied van ondersteuning van ondernemers. Zo worden er rondom schuldhulpverlening allerlei ondersteuningsmaatregelen aangeboden richting ondernemers ten aanzien van bedrijfsvoering of financiën. Ook op andere onderwerpen zijn er veel partijen actief met allemaal hun eigen aanbod en regelingen. Al die partijen gaan met al die regelingen op allerlei manieren en via vele verschillende kanalen de boer op richting ondernemers.
Gemeenten doen vaak hun uiterste best om zoveel mogelijk regelingen te bundelen en onder de aandacht te brengen, door te verwijzen en informatie te delen via social media en andere kanalen. Toch komt het versnipperd bij ondernemers terecht en zien zij door de bomen het bos niet meer. Alle gesprekspartners zijn het erover eens dat er iets moet komen waarbij ondernemers makkelijk worden doorverwezen naar het juiste project en programma en de juiste partij die hen verder helpt. Iedereen is zich ervan bewust dat de ondernemer nog veel meer centraal kan en moet worden gesteld in alle inzet en regelingen van partijen. Over de manier waarop dit het beste kan worden georganiseerd, verschillen de meningen.
Verschillende gesprekspartners pleiten ervoor per regio één loket in te richten waar ondernemers geholpen worden met een overzicht van alle regelingen en partijen die beschikbaar zijn. Een ander merkt op dat dit heel handig zou zijn, maar in de praktijk waarschijnlijk niet werkt, omdat dit heel veel afstemming en coördinatie vergt. Weer een ander is van mening dat de gemeente verantwoordelijk zou moeten worden gemaakt voor
alle communicatie richting ondernemers, zodat het gestroomlijnd bij hen terecht komt en ondernemers niet overstelpt worden met vragen en regelingen van verschillende partijen. En weer een andere gesprekspartner wijst erop dat de relatie tussen bedrijven en gemeente altijd gaat over locatie en eventueel nog arbeidsmarkt-gerelateerde vraagstukken, maar niet over bedrijfsprocessen: “daar moeten we ook niet van willen zijn.”
Gesprekspartners verwachten veel van een meer regionale benadering van ondernemers. Nu hebben veel gemeenten vaak nog hun eigen aanpak en programma’s.
“De warme contacten met ondernemers moet je echt regionaal organiseren.”
Dit vergt uiteraard intensieve samenwerking tussen gemeenten. Gemeenten vragen zich ook af hoe zij ondernemers beter kunnen bereiken. Ondanks de vele verschillende kanalen waarmee zij ondernemers benaderen, is de respons vaak laag. Hoe krijg je ondernemers zo ver dat ze meer contact of hulp zoeken?
Het blijft belangrijk om als gemeente richting ondernemers met één mond te spreken. Dat acties snel intern worden opgevolgd en afspraken worden nagekomen. In crisistijd lukte dat snel en goed, maar dat was geen normale situatie en is niet gemakkelijk vol te houden naar de toekomst. Snelle dienstverlening is altijd nodig, maar de organisatie moet dat wel aankunnen. Soms kan het niet snel, maar dan kun je het wel goed uitleggen.
In algemene zin is er meer behoefte aan persoonlijke gesprekken met ondernemers. Waar veel regelingen zich richten op ontwikkeling van de onderneming, dient de focus meer te worden gelegd op de ondernemer zelf. Met name bij de bedrijven die het moeilijk hebben, is een persoonlijke aanpak heel belangrijk. Daar komen vaak veel emoties bij kijken en dan is een luisterend oor net zo belangrijk als constructief meedenken. Binnen de gemeentelijke organisatie vergt dit een goede samenwerking met andere vakafdelingen om het gesprek aan tafel te voeren. Tot slot wordt benadrukt dat ondernemers het beste vooruit worden geholpen door hen te laten adviseren door andere ondernemers.
“Ondernemers die ondernemers bellen, dat helpt pas echt.”
De gesprekspartners hebben een duidelijke behoefte aan meer betrokkenheid van het Rijk bij de ontwikkeling van de regionale economie en binnen het partnerschap van de samenwerkende partijen (gemeenten, bedrijfsleven, kennisinstellingen) in de regio. Gemeenten hebben de ervaring dat het Rijk in het verleden meer betrokken was bij de regio via de Kamer van Koophandel (KVK), het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf en regiohubs van het Rijk. Die infrastructuur is verdwenen en daarmee is ook niet langer een speler actief die belangeloos van, voor en door ondernemers meespeelt in het regionale netwerk. In de beleving van gemeenten vervult VNO-NCW die rol ook niet. Via allerhande vormen van triple helix-samenwerking wordt dit nu in iedere regio afzonderlijk gerepareerd.
Gesprekspartners geven aan dat Rijk en provincie hen meer in staat zouden moeten stellen om op regionaal niveau een basisinfrastructuur voor het contact en netwerk met ondernemers te onderhouden. Dit vergt voldoende geld en continue inzet. De wens is dat het Rijk veel meer aansluit op lokale en regionale ontwikkelingen in de contacten tussen gemeenten, bedrijfsleven en kennisinstellingen.
“Rijk, ga op je handen zitten, kijk wat er lokaal gebeurt en bepaal daarna wat je daaraan kunt bijdragen. We ontvangen liever gewoon geld, zodat gemeenten ondernemers goed kunnen ondersteunen, dan ingewikkelde subsidieregelingen die in Den Haag zijn bedacht.”
Het zou mooi zijn als EZK zich meer naar de regio kan kantelen zodat experts van het ministerie makkelijker bereikbaar zijn voor gemeenten en hun regiopartners.
“EZK moet er niet zijn voor (het rechtstreeks contact met) ondernemers, want die afstand is veel te groot, ze moeten er zijn voor de gemeenten. EZK sluit nooit aan op lokale initiatieven. Samenwerking gebeurt allemaal op de voorwaarden van het Rijk. Kies liever het perspectief van de lokale economie en netwerken.”
De gesprekspartners zien een belangrijke rol weggelegd voor het Rijk in het schetsen van een visie en koers voor de Nederlandse economie. Regio’s hebben behoefte aan een dergelijk groter verhaal waarop zij hun eigen agenda en inzet kunnen richten om aan bij te dragen. Dit vergt keuzes: Hoe zien we de toekomst van de Nederlandse economie? Hoe kan een gemeente of regio daar vervolgens op inzetten en aan werken? Bied een visie en kaders, zodat voor een regio duidelijk wordt hoe daaraan kan worden bijgedragen. En zorg voor geld om de transities te maken.
De gesprekspartners uiten hun teleurstelling over de kleinere rol van de KVK in de regio. Hoewel de KVK het meest bekende loket is voor ondernemers, is de verbinding met het regionale aanbod minimaal en is de KVK onvoldoende in staat om door te verwijzen naar regionale initiatieven en aanpakken. De regiofunctie die de KVK had, is meer bij (triple helix) netwerkorganisaties en gemeenten terechtgekomen. De KVK als vraagbaak voor het mkb wordt gemist en gesprekspartners pleiten ervoor dat dit wordt hersteld. Gemeenten proberen dit gat wel te vullen, maar die rol past hun niet goed. Ondernemers verwachten van de gemeente dienstverlening met betrekking tot vergunningen, geen rol in de digitalisering of verduurzaming.
Gemeenten hebben er behoefte aan dat partners als EZK, RVO en KVK dichterbij staan en gemakkelijk benaderbaar zijn. Nu zijn de contacten vaak minimaal. Intermediaire organisaties zoals de regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM) zijn waardevol om bedrijven bij elkaar te brengen, juist wanneer die niet in dezelfde gemeente gevestigd zijn. Verschillende gesprekspartners pleiten dan ook voor meer menskracht en inzet vanuit de ROM’s om het mkb te ondersteunen.
Uit de gesprekken zijn een aantal algemene observaties, opgaven en uitdagingen naar voren gekomen.
Jeroen Verwoort, wethouder EZ, gemeente Velsen | Dorothé van den Bosch, gemeente Maastricht + ESZL |
Chanella Zandvliet-Mackay, gemeente Leiden | Richard van der Snoek, Rabobank Limburg |
Winny Scheeringa, gemeente Berkelland | Ralf Jordan, Rabobank Limburg |
Harm ten Hoopen, gemeente Berkelland | René Verhoeven, gemeente Sittard-Geleen |
Aline Otten, gemeente Groningen | Leon Klinkers, Stadslab Sittard-Geleen |
Gillis Ali, gemeente Groningen | Natasja van Asten-Bloem, gemeente Oss |
Thom Duijvene de Wit, gemeente Groningen | Willem Goossens, gemeente Oss |
David van de Plasse, ondernemerskring SchouwenDuiveland | Marionne van Dongen, gemeente Oss |
Daniëlle de Clerck, gemeente Sluis | Cindy Hagenstein, gemeente Oss |
Eric Caspers, gemeente Schouwen-Duiveland | Mylène Hodzelmans, gemeente Breda |
Anita Monshouwer, gemeente Pijnacker-Nootdorp | Yvette Estourgie, REWIN |
Marc Wiese, gemeente Pijnacker-Nootdorp | Gerdien Looman, gemeente Enschede |
Gijs van der Helm, VNO NCW Oostland | Mike Holsheimer, gemeente Enschede |
Marko Kok, MKB Deventer | Rob Verpoort, gemeente Meierijstad |
Alfred Liefers, Ondernemershuis Deventer | Marc de Bie, gemeente Meierijstad |
Eric Nijhuis, gemeente Deventer |
Het tot stand komen van deze notitie is mogelijk gemaakt door financiële en inhoudelijke bijdragen van G40, VNG, M50 en P10.