Van centraal naar lokaal: een nieuwe mindset voor de energietransitie
Organiseer het energiesysteem niet langer centraal, stelt Pallas Agterberg van Alliander, maar met lokale energiegemeenschappen.
Analyse collegeakkoorden gemeenteraadsverkiezingen 2014 van de middelgrote en grote steden
De nieuwe colleges zijn zich bewust van de enorme opgaven waarvoor zij staan in tijden van crisis, wegvallende inkomsten, omvangrijke bezuinigingen, afslanking van het ambtenarencorps terwijl hun taken anders, omvangrijker en complexer worden. Daarbij zijn er belangrijke verschillen in de omvang, aard, stijl, opmaak en toon van de collegeprogramma’s. Van sobere teksten die lezen als ‘business-as-usual’ met enkele accentverschuivingen tot indringende visies hoe alles anders gaat worden, er geïnnoveerd, geëxperimenteerd en geïnnoveerd gaat worden met een onzekere uitkomst. In de analyse gaat de aandacht uit naar de wijze waarop de colleges de nieuwe, grote uitdagingen en verantwoordelijkheden aanpakken, de thema’s die de komende jaren centraal staan in het lokale bestuur en de opvallende rode draden en witte plekken.
De topprioriteiten in de collegeakkoorden zijn de decentralisaties, welzijn, zorg, werkgelegenheid, binnenstad, economie en het ruimte geven aan burgers om zelf meer verantwoordelijkheid te nemen voor het eigen leven, de eigen omgeving en stad. Veel minder aandacht wordt besteed aan het verbinden van de beleidsterreinen, het ontschotten, de woningmarkt, de ruimtelijke ontwikkeling van de stad en de verbinding met Europese ontwikkelingen.
‘Samen’ is het woord dat in veel akkoorden en titels van programma’s voorkomt. Het lijkt er haast op dat alle steden met één troonrede de participatiesamenleving zijn geworden. Het initiatief voor beleid en uitvoering komt meer bij de inwoners en organisaties te liggen. Men wil ruimte geven, men streeft naar een open bestuursstijl (de raad vergadert buiten het stadhuis, de wethouders gaan vragen en luisteren in de wijk), de transparantie wordt groter (opzet begroting, burgerbegroting) en men heeft de wijsheid niet meer in pacht. In nog maar weinig collegeprogramma’s komt naar voren dat dit grote veranderingen met zich meebrengt voor de politiek, de raad en het ambtelijk apparaat.
Uit de akkoorden komt naar voren dat de lokale overheden zoeken naar nieuwe vormen van burgerparticipatie en burgerinitiatieven en hun eigen rol daarin. Wat nog niet is terug te vinden is dat de verhoudingen tussen allerlei vormen van participatieve democratie en representatieve democratie opnieuw doordacht moet worden. Wellicht is het daarvoor nog te vroeg en moet er nog meer geëxperimenteerd worden.
In de collegeakkoorden lijken alle kaarten gezet te worden op vitale binnensteden. Die moeten zorgen voor bewoners, bezoekers en bedrijven en daarmee werkgelegenheid. In de collegeprogramma’s maakt men zich daarbij zorgen over de leegstand. In de akkoorden worden diverse onderzoeken naar leegstandsverordeningen en een leegstandtaks aangekondigd. Daarbij is veel minder aandacht voor de veranderende economie met zijn gevolgen voor de binnensteden, voor nieuw kleinschalig, informeel, civic, duurzaam, circulair, sociaal en ruil ondernemerschap en voor de rol van een vitaal ‘daily urban system’ voor het behoud en creatie van werkgelegenheid.
Stadsvernieuwing, aandachtswijken, sociale vernieuwing en opbouwwerk zijn begrippen uit een achter ons liggend tijdperk. De bewoners zijn nu zelf aan zet, krijgen een grotere rol in beheer van de publieke ruimte en het in stand houden van voorzieningen. Bovendien zijn de fysieke ingrepen kleinschaliger en subtieler.
De wijkaanpak krijgt nu vooral inhoud en een nieuwe dimensie in het sociale domein. De wijkteams worden een onmisbare schakel in een wijkgerichte aanpak. De concrete uitwerking is in de akkoorden nog vaag. Waarschijnlijk weten de behoeftige burgers pas echt waar ze aan toe zijn als met ‘trial en error’ – innoverend, experimenterend, lerend, observerend – de nieuwe werkwijzen in het sociale domein geleidelijk aan duidelijk worden.
"*" geeft vereiste velden aan