Een omslag in denken: dat gaat niet vanzelf
“We voerden jarenlang een afbouwbeleid en dat gedachtegoed bestond niet alleen in de politiek, maar was ook doorgesijpeld naar de ambtelijke organisatie en bij onze partnerorganisaties”, vertelt van Lieshout. “Dit betekende dat niet direct iedereen klaar stond om de handschoen op te pakken. Ook ik moest wennen aan het idee van ‘discriminatie’. Je doet als ambtenaar ontzettend je best om iedereen gelijk te behandelen. Het voelt juist daardoor ongemakkelijk om op dit punt aangesproken te worden. In toenemende mate zien we in dat dit een gewone groep mensen is, maar wel met een specifieke woonbehoefte. Net als voor andere bijzondere aandachtsgroepen (zoals statushouders, Oekraïense vluchtelingen, jeugd, mensen die uit beschermd wonen of de maatschappelijke opvang komen etc.) wil je daar een extra tandje voor bijzetten, omdat juist zij in ons reguliere systeem niet vanzelf aan bod komen. Het is onze verantwoordelijkheid als overheid om daar iets in te betekenen.” Vogels herkent dit beeld: “Toen wij als corporatie met de gemeente in gesprek gingen over een mogelijke samenwerking voor de Brasem, uitten verschillende collega’s hun zorgen. Ze kenden de verhalen uit de media en in Oss is ook daadwerkelijk een en ander gebeurd op het gebied van ondermijning. Dat roept toch vragen op. En sommige mensen hebben ook vragen over de woonvorm. Ook ik vraag mezelf wel eens af waarom het voor het behoud van de cultuur van belang is dat zij in een woonwagen wonen. Daarmee ga je echter voorbij aan de essentie van het behoud van culturele diversiteit. Daarom namen we veel tijd om in alle lagen van onze organisatie het beeld bij te draaien. We hebben hier zelfs een interne projectgroep voor opgericht die input ophaalde uit alle lagen in de organisatie. Zowel op bestuurlijk als op uitvoerend niveau is het belangrijk dat er vertrouwen is. Vertrouwen in onze eigen kunde, maar juist ook in de woonwagenbewoners zelf. En ook de overtuiging dat het onze taak als corporatie is om deze opgave op te pakken, omdat het in de basis een van de vele doelgroepen is die we kennen. Deze groeiende interne eensgezindheid heeft er zeker aan bijgedragen dat de nieuwe locatie er nu daadwerkelijk komt.”
Stap voor stap richting normalisatie
Inmiddels is het beleid van de gemeente Oss herzien en zet ze in op normalisatie. Van Lieshout vertelt: “Normalisatie kan wellicht ‘vies’ klinken, maar voor ons betekent het juist niet: zij moeten maar normaal doen. Het betekent juist: wij moeten hen normaal behandelen. Woonwagenbewoners zijn inwoners van de gemeente Oss met gelijke rechten en plichten. Dat betekent dat we dingen mogelijk maken die we elders in ‘reguliere’ woningen ook normaal vinden, bijvoorbeeld het hebben van een aan huis gebonden beroep. Onze regels sloten dit voor woonwagenlocaties uit. Tegelijkertijd werkt normalisatie twee kanten op. Ook woonwagenbewoners zelf moeten zich aan de regels van de gemeente Oss houden.” Van Lieshout hoopt dat deze kijk op normalisatie ook in andere sectoren doordringt. “Op dit moment is het voor woonwagenbewoners praktisch onmogelijk om een hypotheek op een woonwagen te krijgen. Daar maak ik me wel zorgen over. Met de stijgende grond- en grondstofprijzen lukt het hen daardoor nauwelijks om uiteindelijk zelf een (gasloze) wagen te kopen. En dat heeft niet alleen te maken met de wooncrisis. Banken en verzekeraars hebben in die zin zeker ook een rol te vervullen.”
Energiezuinige woonwagens op de Brasem
Blijvende samenwerking tussen gemeente en corporatie
Toen in 2016 het raadsbesluit genomen was om 8 nieuwe woonwagens te plaatsen op de Brasem, ging de gemeente vrij snel in gesprek met BrabantWonen. “De relatie met de gemeente was al goed en wij vinden het zelf ook vanzelfsprekend dat de gemeente voor deze taak naar ons kijkt”, vertelt Vogels. “Dit zijn twee belangrijke voorwaarden voor een vruchtbare samenwerking. Tegelijkertijd vinden we het als corporatie ook ontzettend belangrijk dat de Brasem een kwalitatief goede locatie wordt. Het moet als het ware een ‘modelkampje’ of ‘voorbeeldlocatie’ voor andere gemeenten en mogelijk nieuwe locaties binnen de gemeenten worden. We zijn ervan overtuigd dat een blijvende intensieve samenwerking met de gemeente daarvoor nodig is. Daarom hebben we er samen voor gekozen dat de grond in bezit blijft van de gemeente.” Doordat de grond in bezit blijft van de gemeente, ontstaat er eigenaarschap bij beide partijen. Tegelijkertijd maakte deze constructie het ook mogelijk dat de potentiële huurders worden getoetst volgens de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob). De gemeente voert standaard een Bibob-toets uit bij een vastgoedtransactie binnen de gemeente, maar een woningcorporatie kan dit zelf niet doen.
Samen lerend onderweg
Ondanks de goede samenwerking tussen gemeente en corporatie was het niet vanzelfsprekend dat de nieuwe locatie ook daadwerkelijk gerealiseerd wordt. Pas in het voorjaar van 2020 werd het investeringsbesluit door de corporatie genomen. Vogels: “Naast het bijdraaien van de beeldvorming binnen onze organisaties, was er ook een financiële hobbel die genomen moest worden om de locatie te kunnen realiseren. Uiteindelijk hebben we er samen voor gekozen dat wij de grond in erfpacht krijgen van de gemeente voor een symbolisch bedrag van één euro. Dit vonden we overigens niet alleen belangrijk om het financiële plaatje rond te krijgen. Doordat het eigenaarschap bij de gemeente blijft, vertrouwen wij erop dat de locatie een gedeelde verantwoordelijkheid blijft. Daarnaast kopen wij de woonwagens en zijn we verantwoordelijk voor het beheer. De gemeente financiert de overige voorzieningen zoals de standplaatsen, het parkeren, het hekwerk en de groenvoorzieningen. Daardoor kunnen wij de woningen nu op de eerste aftoppingsgrens verhuren. We hebben nog steeds te maken met een onrendabele top die hoger ligt dan dat wat we normaal gesproken zouden toestaan. Dit komt ook door de stijgende grondstofprijzen. Uiteindelijk concludeerde de directie dat ze het ‘verlies’ verantwoord vindt en dat zij haar verantwoording op dit onderdeel willen nemen. Ik vind dat zowel de gemeente als de corporatie in dit project bestuurlijk lef heeft getoond.”
De gemeente richtte vervolgens samen met omwonenden de locatie in. Belangrijk daarbij was dat de locatie een open karakter hield. Woonwagenbewoners zelf zijn niet betrokken bij de inrichting. Van Lieshout geeft aan: “Mijn beeld is dat in 2014 het contact met woonwagenbewoners slecht was. Als gevolg van het raadsbesluit uit 2016 is dit wel weer opgepakt in verschillende gesprekken, maar op enig moment is toch het vertrouwen in de gemeente opgezegd. Het realiseren van de nieuwe locatie duurde lang en er ontstond een houding van eerst zien, dan geloven. We hopen dat we dit nu waarmaken.” Vogels vervolgt: “Het was, en is, daarnaast nog niet duidelijk wie uiteindelijk de wagens zullen gaan huren. Daardoor vonden we het niet vanzelfsprekend bewoners direct bij het ontwerpproces te betrekken. Wij hebben er als corporatie voor gekozen om nauw samen te werken met een woonwagenbouwer die veel kennis heeft van de doelgroep. Daarom zijn we ervan overtuigd dat de bewoners blij zullen zijn met de keuzes die we in het ontwerp hebben gemaakt. Tegelijkertijd zien we deze locatie ook als ‘lerend onderweg zijn’. Wellicht dat we in de toekomst ontdekken dat we dit beter anders hadden kunnen aanpakken. Dat willen we heel bewust monitoren, zodat we fouten in de toekomst kunnen voorkomen.”Op weg naar nog meer nieuwe standplaatsen?
Acht jaar na de uitspraak van het College voor de Rechten van de Mens werd in juni 2022 de eerste nieuwe woonwagen de Brasem opgereden. “Ik denk dat wij in zekere zin geluk hebben gehad met deze uitspraak van het College voor de Rechten van de Mens”, meent Van Lieshout. “Die deed echt iets in ons gemeentelijk apparaat. Het realiseren van deze nieuwe locatie vereiste een mindsetverandering op onze werkvloer en bij de corporatie en dat begint bij de politiek en het bestuur.” Vogels beaamt dit: “Het realiseren van een woonwagenlocatie gaat vaak over collegeperiodes heen. Daarom is het ontzettend belangrijk om ook intern draagvlak te realiseren. Toen ik afgelopen week op de locatie was waar net een nieuwe wagen geplaatst werd, sprak ik een potentiële bewoner. Dan zie je pas echt de impact van de keuzes die we gemaakt hebben. Het wordt echt een unieke locatie waar de woonwagenbewoner vol lof over sprak. Goede kwaliteitswagens aan een openbare straat met een directe verbinding met de buurt. Ik ben ontzettend benieuwd hoe dit zich ontwikkelt en dat willen we de komende tijd als corporatie gaan ervaren. De lessen nemen we mee mochten we in de toekomst een nieuwe locatie gaan realiseren.”