Energiearmoede: Arnhem investeert in het sociale weefsel van de wijk
Werken aan verbindingen tussen bewoners en sociale partners om energiearmoede in de wijk Geitenkamp te bestrijden.
Steeds meer bewoners zijn al bezig met de verduurzaming van hun woning en leefomgeving. Vaak spelen bewonersinitiatieven hierbij een belangrijke, aanjagende rol. Waar gemeenten – die de regierol hebben in de warmtetransitie – er moeilijk in slagen bewoners te activeren en betrekken, toont communicatie van bewoner-tot-bewoner zich wél effectief. Zo scoren proeftuinen van het Programma Aardgasvrije Wijken waar een bewonersinitiatief actief is hoger op bewonerstevredenheid. Bewonersinitiatieven spelen dus een sleutelrol in het betrekken van bewoners bij de warmtetransitie.
Vanwege dit vermeende succes gaat er terecht veel aandacht uit naar de vraag hoe bewonersinitiatieven precies te werk gaan om hun doelstellingen te bereiken. Om dit te onderzoeken worden vaak eenmalig gesprekken gevoerd met initiatiefnemers en andere betrokkenen. Dat levert een helder, maar ook onvolledig beeld op. Bewonersinitiatieven in de warmtetransitie hebben immers veel tijd nodig om tot resultaten te komen. In die tijd kan veel veranderen qua context, beleidsmaatregelen en andere belangrijke zaken zoals de samenstelling van het initiatief. Het is aan de hand van één gesprek ook moeilijk te zeggen welk verband er is tussen de activiteiten van de bewonersinitiatieven en de resultaten die zij uiteindelijk bereiken. Daarom volgen we in dit onderzoek acht bewonersinitiatieven gedurende meerdere jaren.
We bekijken onder andere (veranderingen in) de organisatie, financiering, samenwerkingsverbanden, manieren van het betrekken van medebewoners en contextfactoren. Zo ontdekken we hoe bewonersinitiatieven te werk gaan om hun uitkomsten te realiseren en daarmee hun doelen behalen, en welke factoren hieraan bijdragen. Dit laatste noemen we ‘werkzame mechanismen’. Uit de resultaten volgen lessen zowel voor de initiatieven zelf, als voor partijen zoals gemeenten en ondersteuningsorganisaties die werken met bewonersinitiatieven in de warmtetransitie.
Begin dit jaar spraken we de acht initiatieven voor de tweede keer. Later dit jaar spreken we hen nogmaals. Uit de eerste rondes gesprekken komen al belangrijke tussentijdse lessen. Omdat het zonde is om deze een half jaar op de plank te laten liggen delen we deze graag nu al.
Met name kerngroepleden steken veel tijd en energie in hun bewonersinitiatief. Helaas betekent dat niet altijd dat er snel successen worden geboekt. Het is vaak hard werken om kleine stapjes voorwaarts te zetten. Soms is het zelfs nodig om een aantal stappen terug te zetten om er één vooruit te kunnen doen. Het is vallen en opstaan en learning by doing.
Soms lopen (lang) bewandelde wegen niet naar het gewenste resultaat waardoor er niets anders opzit dan terug te gaan naar de tekentafel. Voor de ene is dat de charme van een bewonersinitiatief in de warmtetransitie, voor de ander kan het leiden tot frustratie en ergernis. Feit is dat het bereiken van de (tussen)doelstellingen nooit vanzelf gaat, het vergt een behoorlijke dosis inzet en geduld. Maar als er een succes te boeken is, dan is de voldoening groot.
Niet alleen qua tijd, maar ook qua kennis wordt veel van (kerngroep)leden gevraagd. Er is vooral veel technische en financiële kennis en kunde nodig om het initiatief naar een hoger plan te tillen én om goed beslagen ten ijs te komen in gesprekken met samenwerkingspartners. Ook juridische kennis speelt in veel bewonersinitiatieven een belangrijke rol. Die is nodig om zich een weg te kunnen banen door het bureaucratische oerwoud van subsidies en wet- en regelgeving.
En last-but-zeker-not-least: kerngroepleden moeten niet alleen in staat zijn goede (en inhoudelijke) gesprekken te voeren met de verschillende samenwerkingspartners, maar ook met bewoners in de wijk of het dorp. Dat vraagt vaak weer andere vaardigheden, bijvoorbeeld op het gebied van communicatie. In de bewonersinitiatieven die wij volgen zien we veel kerngroepleden die als ‘alleskunner’ omschreven kunnen worden, maar dat kan niet van iedereen worden verwacht. In de bewonersinitiatieven zien wij, naast de alleskunner, óók een mooie mix van uiteenlopende, relevante kennis en vaardigheden.
Om als bewonersinitiatief een proces richting een eigen warmtenet (of een andere warmteoplossing in eigen beheer) in goede banen te kunnen leiden, lijkt vanaf een zeker punt de inzet van betaalde krachten onvermijdelijk te zijn. Zonder de initiatieven tekort te doen die zich richten op bewustwording, informatie of advies, vraagt de ambitie van een eigen warmtenet om professionals die naast specifieke technische- en juridische kennis ook kennis van en ervaring met taaie financieringsvraagstukken hebben. Daarnaast is een uitgebreid netwerk met relevante partners, van gemeenten tot energiebedrijven en banken, onontbeerlijk. Eenvoudiger gezegd; de weg naar een eigen warmtenet is enorm complex en de bewonersinitiatieven die eraan beginnen moeten hierop voorbereid zijn. Zodra de inzet van externe betaalde krachten noodzakelijk is om aan de vereiste professionaliteit te kunnen voldoen, bevinden deze initiatieven zich wat kennisniveau betreft op de rand van wat nog een bewonersinitiatief genoemd kan worden.
Ook van de bewonersinitiatieven die in hun zoektocht naar een rendabele warmteoplossing samenwerken met grote spelers in de energiemarkt zoals Vattenfall of Eneco wordt een zeer hoog kennisniveau verwacht. Om aan tafel te zitten met deze grote spelers moeten de initiatiefnemers immers dezelfde taal kunnen spreken. Dat roept de vraag op of bepaalde rollen en taken binnen bewonersinitiatieven voor iedereen zijn weggelegd. Ook de verhouding tussen professional en vrijwilliger kan schuren op het vlak van inzet en compensatie, zeker als de grens tussen beiden vervaagt. Kanttekening: ook voor mensen die minder tijd in het initiatief willen of kunnen steken is er plek, zij het buiten de kerngroep. De trekkers in de kerngroepen zijn vaak op professionele wijze bezig met het initiatief, maar daaromheen beweegt een grote schil van vrijwilligers die het leuk vinden om mee te helpen waar ze kunnen.
Bewonersinitiatieven opereren vanuit een buurt, wijk, dorp of nog groter gebied. Dat betekent niet dat zij zichzelf ook zien als een vertegenwoordiger van dat gebied. De bewonersinitiatieven die wij volgen ontstaan uit een combinatie van passie voor de warmtetransitie en een (sociaal) hart voor hun wijk, buurt of dorp. Van politiek bedrijven krijgen zij doorgaans geen energie en daarmee ligt hun ambitie ook expliciet niet in het vertegenwoordigen van de buurt, wijk of het dorp. Hoewel verleidelijk is het dus belangrijk dat de gemeente de initiatieven niet behandelt als vertegenwoordigers van of woordvoerders namens het gebied. Het bewonersinitiatief kan natuurlijk wel een goede indicatie geven van wat een (meer vooroplopend) deel van het gebied wil. Bewonersinitiatieven zien voor zichzelf meestal een aanjagende rol. Dat houdt in dat zij door als eerste stappen te verkennen, te zetten en deze te faciliteren voor anderen, medebewoners de mogelijkheden en het vertrouwen geven dat zij ook stappen kunnen zetten.
De bewonersinitiatieven hebben in coronatijd minder contact kunnen hebben met medebewoners. Het contact dat er was ging veelal via online bijeenkomsten. Er werden doorgaans wel nieuwsbrieven uitgestuurd om mensen op de hoogte te houden van het reilen en zeilen van het initiatief. Maar hierdoor lag het accent bij de meeste activiteiten op informatie zenden – echt goed in gesprek gaan was moeilijk zonder fysiek bij elkaar komen. Dit maakt het spannend in hoeverre bewoners zich nog betrokken voelen bij de initiatieven. Veel van de initiatieven gaan nu weer fysieke activiteiten organiseren, en peilen hoe hun medebewoners nu staan tegenover hun – inmiddels verder gevorderde – plannen. Hoe dit verloopt halen we op in de volgende gespreksronde. Er kan extra inzet nodig zijn om de betrokkenheid weer aan te zwengelen. Mogelijk zijn er mensen permanent afgehaakt.
Het is ook de vraag of de initiatieven nog goed zicht hebben op wat er nu leeft bij hun medebewoners. Er is in de context van initiatieven veel veranderd in korte tijd, wat invloed kan hebben op de betrokkenheid van medebewoners. Naast de invloed van corona op bijvoorbeeld werk, gezondheid en het sociale contact van mensen, heeft de oorlog in Oekraïne veel veranderd. Er is een sterkere wens ontstaan om aardgasvrij te worden om onafhankelijk te zijn van Rusland en de energieprijzen zijn flink gestegen. Dat maakt verduurzamingsmaatregelen aantrekkelijker. Initiatieven merken daardoor al meer interesse bij bewoners in hun initiatief – al zien we nog niet dat de initiatieven op grote schaal meer aanhang krijgen. Verschillende initiatieven ondernemen actie om opnieuw te achterhalen hoe de vlag erbij hangt bij medebewoners. Op basis daarvan zullen ze bepalen hoe ze verder gaan.
Meerdere initiatieven hebben subsidie aangevraagd om bijvoorbeeld een proces of onrendabele top in een project te dekken. In een aantal gevallen is een subsidie na een intensief en tijdrovend proces niet toegekend. Dit is begrijpelijk vanuit een overheid bezien die keuzes moet maken en geen ongelimiteerde budgetten heeft. Zo’n afwijzing trekt echter wel een zware wissel op het enthousiasme van initiatiefnemers. Bij een gepassioneerde vrijwilliger komt dit nog harder aan dan bij een professional. De bewonersinitiatieven zijn bovendien volledig afhankelijk van subsidies om plannen voor de langere termijn te kunnen maken en eventuele onrendabele toppen op projecten te kunnen dekken. Een afwijzing werpt hen dus ver terug.
Het inschrijven op schaarse hulpbronnen roept bij hen het gevoel op dat ze in een kansspel terecht zijn gekomen, en die zijn alleen leuk als je wint. Het is zonde van alle energie die is gebruikt om een mooi plan te maken, waarbij behoefte is aan ‘structureel geld voor realistische initiatieven’, in plaats van incidentele geldstromen. Hoewel het geld vanwege de belangrijke bijdrage van bewonersinitiatieven aan de betrokkenheid van bewoners hun kant op zou moeten rollen volgens hen, overheerst het beeld dat het vooral naar grootschalige initiatieven gaat. Een suggestie die gedaan is, is het ‘bewonersinitiatieven-vriendelijker’ maken van beleids- en subsidiemaatregelen (inclusief wetten en regels), overigens zonder dit nader te concretiseren. Ondanks veel welwillendheid vanuit zowel overheid als bewonersinitiatieven, worden het beleid en de subsidies van de overheid op dit moment als tegenwerkende krachten ervaren door de initiatieven.
De zes lessen hierboven laten zien dat er veel op bewonersinitiatieven afkomt. Hoewel we niet verwachten dat de door ons gevolgde initiatieven het bijltje er snel bij gaan neerleggen, zien we hier en daar toch wat gepiep en gekraak. Er bestaat altijd een risico dat initiatieven in het slechtste geval stoppen. Als gemeenten dit risico willen verkleinen is het van groot belang de initiatieven te omarmen en zo veel mogelijk te faciliteren. Dit vraagt van veel gemeenten een meer responsieve houding waarbij zij inspelen op initiatieven vanuit hun inwoners. Daarvoor is soms flexibiliteit nodig, bijvoorbeeld door wel met een wijk waar een bewonersinitiatief in actief is aan de slag te gaan terwijl deze niet in de transitievisie warmte is aangewezen als één van de eerste wijken die van het aardgas af gaat. Het vraagt ook basiskennis over bijvoorbeeld communicatie, participatiemethoden, techniek of business cases om op voldoende niveau in gesprek te gaan met de vaak goed onderlegde initiatiefnemers.
Dat vrijwilligers niet op alle vlakken (technisch, openbare ruimte) een volwaardige speler zijn, wil niet zeggen dat de argumenten die zij aanvoeren minder valide zijn. Ga met hen een integere en volwaardige discussies aan; geef ze ruimte, luister en denk mee. Daar komen verrassende resultaten uit.
Daarnaast merken de bewonersinitiatieven regelmatig dat er een groot tempoverschil is tussen hen en de gemeente. Gemeenten zijn afhankelijk van vooraf bepaalde procedures en regels, terwijl initiatiefnemers vooral snel aan de slag willen met een project. Door dit tempoverschil bestaat het gevaar dat de energie ook uit een initiatief kan weglekken: waarom zou je hard gaan lopen als je wijk pas in 2040 aan de beurt is? Als gemeente is het goed om je hiervan bewust te zijn, waar mogelijk het proces te versnellen en als dit niet mogelijk is bewonersinitiatieven mee te nemen in waarom iets veel tijd kost.
Het is zaak om bewonersinitiatieven, als intrinsiek gemotiveerde vooroplopers, te blijven ondersteunen als gemeente. Zij stuwen immers de warmtetransitie op: niet alleen verduurzamen zij hun leefomgeving bijna ‘om niet’, ook vervullen zij een belangrijke aanjagende functie in het gebied. Die aanjagende functie kunnen gemeenten niet op dezelfde manier vervullen, omdat een brief van de gemeente simpelweg niet hetzelfde vertrouwen geniet als een gesprek met buurtgenoten. En als de bewonersinitiatieven opgebrand en uitgeblust afhaken, dan zijn we nog verder van huis. De zeven lessen hierboven bieden inzicht in het functioneren van bewonersinitiatieven in de warmtetransitie en laten zien waar zij mee geholpen kunnen worden. Een kanttekening hierbij is dat elk initiatief anders is en dat er geen blauwdruk is voor het opzetten of ondersteunen van een bewonersinitiatief. Door als gemeente passende ondersteuning te bieden vervul je een belangrijke rol in de continuïteit van bewonersinitiatieven.
Deze lessen zijn een voorproefje op de meer uitgebreide rapportage die later dit jaar wordt gepubliceerd. Eerder verschenen een literatuurstudie, een luisterartikel en een rapportage van de eerste gespreksronde met de acht bewonersinitiatieven die we volgen.
Als u op de hoogte gehouden wilt worden, meld u dan aan voor de Platform31-nieuwsbrief.