Stevige samenwerking rond huisvesting arbeidsmigranten in regio Rivierenland
Op verschillende plekken worden regionale banden verstevigd ter voorkoming van ‘lustgemeenten’ en ‘lastgemeenten’.
“Vroeger gingen zorginstellingen zelf alle woningcorporaties af om te zoeken naar een woonplek voor cliënten die (bijna) gereed waren om uit te stromen”, vertelt Marleen Smit – van Prooijen, strategisch adviseur bij Holland Rijnland Wonen. “Om dat efficiënter aan te pakken is destijds de contingentregeling voor bijzondere doelgroepen ontwikkeld. In deze regeling stelde de regio Holland Rijnland de aantallen van beschikbare woningen vast, maar had verder geen betrokkenheid.”
“Door de jaren heen hebben de woningcorporaties en zorgorganisaties met elkaar een (werk)proces ontwikkeld”, vult collega strategisch adviseur Anoek Dekking aan. “Dat functioneerde op zichzelf goed, maar de afspraken in de uitvoering waren niet bestuurlijk bekrachtigd. Reden om de regeling te herijken. Met het wetsvoorstel ‘versterking regie volkshuisvesting’ in gedachten stonden we daarbij voor de keuze: maken we van de urgentieregeling en contingentenregeling nu al één regeling (met alle veranderingen voor de betrokken partijen van dien) of versterken we wat we nu al hebben?” Omdat de regeling op zichzelf goed werkte en er nog onzekerheid is over de uitkomsten van het wetstraject, is voor het laatste gekozen.
De regio Holland Rijnland is een gemeenschappelijke regeling, bestaande uit 13 gemeenten: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude. Wonen is een van de thema’s die binnen de regio wordt behandeld. In 2023 heeft de regio de Regionale Woonagenda geactualiseerd en de Huisvestingsverordening herijkt. Het wil hiermee de tendens keren dat steeds meer mensen moeite hebben bij het vinden van een passende woning.
Een probleem bij de bestaande regeling was volgens Smit – Van Prooijen dat er al jarenlang te weinig contingentenplekken beschikbaar zijn om in de behoefte te voorzien. Ook speelt dat er te weinig geschikte woningen zijn. “Hierdoor kan instroom in intramurale voorzieningen niet altijd voorkomen worden en blijven mensen soms langer in een intramurale voorziening wonen dan nodig is. Het afgelopen jaar is daarom besloten om het aantal plekken op te hogen van 194 in 2022 naar 300 tot 2026. De regio monitort daarbij jaarlijks de verzilvering van de contingenten en past op basis van de resultaten eventueel de stapsgewijze verhoging richting 2026 aan. Daarbij is de afspraak dat ook in de toekomst ten minste 75 procent van het vrijgekomen aantal woningen aan reguliere woningzoekenden wordt toegewezen.”
Daarnaast vindt de verdeling over de gemeenten vanaf 2024 plaats op basis van aantal inwoners in plaats van bezit van woningcorporaties. Dit is in lijn met de evenwichtige verdeling over gemeenten, zoals in het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting wordt beoogd.
Momenteel wordt in de regio rond de 20% van het beschikbaar komende aanbod jaarlijks met voorrang toegewezen of direct bemiddeld, waarvan ongeveer driekwart aan urgenten, contingentkandidaten en statushouders. Het aantal contingenten wordt stapsgewijs verhoogd. Er is ook afgesproken dat de urgentiecommissie vaker in schrijdende situaties gebruik kan maken gemaakt van de hardheidsclausule in de huisvestingsverordening, waardoor ook nieuwe groepen aanspraak kunnen maken op de regeling.
In de onderstaande tabel is de verdeling van het aantal contingenten over de subregio’s ten tijde van het opstellen van de woonagenda (2021) vergeleken met een verdeling op basis van de bevolking. De tabel toont dat de subregio’s Noord en Oost meer contingent woningen moeten toewijzen, wanneer gekeken wordt naar inwoneraantallen. Inmiddels is de verdeling van contingenten op basis van inwonersaantallen de praktijk geworden. Bij meerdere corporaties in één gemeente, wordt op basis van bezit bepaaltd welke corporatie de woning moet leveren.
Subregio | Bevolking | % | Op basis van bevolking (1 jan. 2022 | Verdeling in 2021* |
Noord | 127.032 | 22% | 40 | 36 |
Oost | 169.279 | 30% | 53 | 45 |
West | 277.022 | 48% | 87 | 100 |
Totaal Holland Rijnland | 573.333 | 100% | 181 | 181 |
Bron: Regionale Woonagenda Holland Rijnland (Pdf)
* Dit is gebaseerd o.b.v. het aantal mensen dat via de contingentregeling een woning toegewezen heeft gekregen.
Inmiddels gaat de verdeling op basis van inwonersaantallen van gemeenten, en wanneer er meerdere corporaties in één gemeente zijn op basis van bezit.
Ook heeft de herijking geleid tot enkele aanpassingen in het proces. Dekking: “In de regio is besloten om de overlegstructuur aan te passen. We hadden altijd één overleg voor alle zaken, maar bepaalde onderwerpen raakten daardoor ondergesneeuwd. We hebben nu een apart overleg voor uitvoering en beleid. Het beleidsoverleg richt zich op de monitoring, zodat er strakker gestuurd kan worden op de gemaakte afspraken, de hoogte van de contingenten en of de juiste mensen ook aan de juiste tafels zitten.”
Naast de huisvestingsverordening heeft de regio afgelopen jaren gewerkt aan de ‘Regionale Woonagenda Holland Rijnland 2023’. Centraal staat dat de gemeenten zich in de regio inzetten om tot en met 2030 30.500 nieuwe woningen te bouwen, waarvan 30 procent sociale huurwoningen en 35 procent een middeldure huurwoning of betaalbare koopwoning. Om tot versnelling te komen, wil de regio inzetten op de gezamenlijke inkoop van woonconcepten zoals flexwoningen voor spoedzoekers. Ook is afgesproken 36 nieuwe standplaatsen voor woonwagenbewoners realiseren, gelijkmatig verdeeld over de sub regio’s (12 per subregio), de realisatie van studentenwoningen actief te monitoren en regionaal af te stemmen over de huisvesting van arbeidsmigranten, om zo waterbedeffecten te voorkomen. De afspraken in de Woonagenda vormen de kaders waarbinnen gemeenten hun eigen ruimtelijke projecten kunnen realiseren. Wel neemt de regio een ondersteunde rol in bij deze processen wanneer gemeenten dit wensen.
Inwoners ontvangen steeds vaker zorg aan huis. Als gevolg daarvan zijn andere woonvormen en een goede organisatie van wonen, welzijn en zorg nodig. Ook de regio Holland Rijnland speelt in op deze ontwikkeling. Zo is in de Woonagenda opgenomen dat de gemeenten uiterlijk in 2026 een (geactualiseerde) woonzorgvisie moeten hebben opgesteld en dat zij deze afstemmen in hun subregio. Dekking: “Een van de onderwerpen in de woonzorgvisies is het inrichten van woonzorgzones. We hebben hier regionaal geen standaard voor gemaakt. Gemeenten zijn hier primair voor verantwoordelijk, en stemmen af met corporaties en zorgpartijen. We denken als regio na over hoe we de 25 zorgorganisaties in de regio op een goede manier kunnen betrekken in het proces.” Ook breder vindt in de regio – in de projectgroep wonen – overleg plaats over de woonzorgvisies. Hier wordt ook afgetast of er uiteindelijk behoefte zal zijn aan een regionale woonzorgvisie, in aanvulling op de lokale visies.
Volgens Smit – Van Prooijen moet je de tijd durven nemen voor dit soort processen. “Praat liever te veel dan te weinig met elkaar”. Dekking vult aan: “Maak daarnaast eigenaarschap expliciet. Dat wij op een gegeven moment duidelijk kregen wie we waarvoor konden aanspreken heeft het proces enorm geholpen.” Verder moet je volgens Smit – Van Prooijen niet alles willen dichtregelen, maar moet je ruimte houden voor individuele casussen “Je kan niet voor elke casus een nieuw regeltje verzinnen. Je moet ruimte houden om met elkaar te kunnen overleggen.”