Huidige wetten te beperkt om te kunnen sturen op een gezonde voedselomgeving
De huidige wet- en regelgeving is ontoereikend voor gemeenten om een gezonde voedselomgeving te realiseren, vindt Miranda Vroom.
Soms wordt de korte voedselketen gezien als een keten waarin maximaal één tussenschakel bestaat. “Vanuit dat perspectief zijn tomaatjes uit Spanje mogelijk ook afkomstig uit een korte keten.”
Een korte voedselketen is een toeleveringsketen met een beperkt aantal marktdeelnemers die zich inzetten voor samenwerking, lokale economische ontwikkeling en nauwe geografische en sociale betrekkingen tussen voedselproducenten, -verwerkers en consumenten. – Verordening 1305/2013 Europees Parlement en Raad
“Als City Deal zijn we ambitieuzer. We zetten daarom in op regionale voedselketens.”, pleit Nancy Meijers van het ministerie van LNV. Vanuit de City Deal werken ze toe naar regionale netwerken. Ze streven ernaar regionale productie- en distributieprocessen op te zetten. Van boer tot bord. “Onze focus ligt op regionale samenwerking en de verbinding tussen stad en ommeland. Een voorbeeld uit Wageningen is dat een lokale bierbrouwerij zijn restproduct bierbostel deels naar een lokale melkveehouder brengt, waar het als voer van de koeien dient. De kaas van die melkveehouder wordt vervolgens in de bar bij de bierbrouwerij verkocht”, vertelt Janneke Bruil van de gemeente Wageningen enthousiast. Een andere vorm van samenwerking is dat een akkerbouwer het voer voor de veeteler verbouwt en dat de mest naar de akkerbouwer gaat. “Naast lokale en regionale samenwerking gaat het ook over de transitie naar gemengde bedrijven”, vult Nancy Meijers aan. Een voorbeeld daarvan is dat boeren weer zelf het voedsel voor hun vee gaan produceren.
Lange, mondiale voedselketens zijn een van de voornaamste veroorzakers van klimaatverandering, ontbossing, biodiversiteitsverlies en de stikstofproblematiek. Bovendien houden veel boeren nauwelijks het hoofd boven water. Duurzame regionale voedselketens zijn een middel om ecologische, sociale, economische en gezondheidsdoelen te realiseren. Het gaat over het herstellen van de biodiversiteit in de bodem en het klimaat. Het gaat ook over mensen verbinden, zoals de boer met de stedelingen. En over gezond en lokaal eten beschikbaar maken voor mensen met een kleine portemonnee, die elkaar bijvoorbeeld ontmoeten in collectieve buurtmoestuinen of met korting een abonnement op een lokale groentetas kunnen krijgen. Het gaat ook over een eerlijk inkomen voor de boer. Als kleinschalige boeren hun producten kunnen verkopen, en gecompenseerd worden voor hun zorg voor de biodiversiteit en het landschap, kunnen ze op hun boerderij blijven wonen. Dat maakt het ommeland een prettigere omgeving dan wanneer er megastallen zouden staan. Ook dragen de regionale voedselketens bij aan een innovatief klimaat. Samenwerking tussen kleinschalige voedselproducenten is vaak een boeinest van innovatie. Ze ontwikkelen producten, zetten ze op de markt en kunnen direct feedback ontvangen van de lokale klanten. “Als iemand uit de korte keten kookt en eet draagt hij/zij bij aan allerlei maatschappelijke doelen”, vat Janneke Bruil samen.
Dat gebeurt op vele manieren. Korte ketens kunnen er bij uitstek aan bijdragen dat een boer(in) op een agroecologische manier gaat produceren. “Bijvoorbeeld door niet te ploegen, zodat de CO₂ in de grond blijft en niet in onze atmosfeer terechtkomt. Ook blijft het bodemleven en de bodemstructuur in tact als er niet geploegd wordt, waardoor minder of geen kunstmest nodig is en water beter wordt vastgehouden. Die duurzame doelstellingen staan nog niet altijd centraal in korte ketens, maar voor ons in de City Deal is dit erg belangrijk”, voegt Janneke Bruil toe. Duurzame landbouw kenmerkt zich ook door het gebruik van minder chemische bestrijdingsmiddelen. Er wordt meer gebruik gemaakt van natuurlijke processen om plagen op de gewassen te voorkomen. “Planten, hagen en bomen in of rondom de landbouw- of veeteeltgronden trekken verschillende insecten en vogels aan die zorgen voor een natuurlijke balans, zodat plagen minder kans krijgen en bestrijdingsmiddelen niet of minder nodig zijn”, duidt Nancy Meijers. Omdat de productie dichtbij plaatsvindt, kan de consument zelf zien hoe duurzaam het voedsel wordt geproduceerd. Uit onderzoek blijkt dat men bereid is om via de prijs van het voedsel bij te dragen aan de kosten daarvan.
Voedingsmiddelen die in de korte keten worden verkocht zijn vooralsnog hoofdzakelijk primaire producten, zoals groente, fruit en eieren. Die zijn vers gezonder dan wanneer ze de wereld over zijn gevlogen. Maar steeds vaker worden regionaal ook verwerkte producten geproduceerd, waaronder vegaburgers of kant-en-klaarmaaltijden. Die zijn in de meeste gevallen verser, minder bewerkt en dus gezonder dan voedingsmiddelen uit de supermarkt. “Een lokale tomatensoep is veel minder bewerkt dan de pakken in de supermarkt. Ze bevatten bijvoorbeeld minder suiker, zout en conserveringsmiddelen om de houdbaarheid te verlengen”, vertelt Nancy Meijers. Janneke Bruil voegt daar nog aan toe dat gewassen uit een gezonde bodem over het algemeen meer voedingswaarde bevatten.
“Ons kapitalistische economische klimaat dat vrijhandel bevordert en de wet- en regelgeving die daarbij hoort, maken het lastig om niet-duurzame voedingsmiddelen die van ver komen te weren”, zegt Janneke Bruil. De middelen voor het Rijk en de gemeenten om dat te veranderen zijn redelijk beperkt. Maar ze zijn er wel! In Wageningen helpt de gemeente duurzame regionale producenten met subsidies voor de vereniging StreekWaar, het creëren van bekendheid en het realiseren van verkooppunten. “Op onze wekelijkse zaterdagmarkt bestond een restrictie op het maximumaantal duurzame producenten per product. Na intensief overleg tussen verschillende partijen hebben we nu toch een hoek met vier stands gecreëerd voor regionale boeren en koks. Tevens verstrekken de stands informatie over de boeren en liggen er recepten voor het bereiden van de regionale seizoensgroenten. Want wie kent nu nog een recept met koolraap?” verduidelijkt Janneke Bruil. Als gemeente brengen ze niet alleen de boer naar de consument, ze brengen ook de consument naar de boer. Dat doen ze bijvoorbeeld door inwoners samen te brengen met boeren om bijvoorbeeld fietsroutes, proeverijen en open dagen langs de boerderijen te organiseren.
Het ministerie van LNV voert gesprekken met landelijke supermarktketens. Ze proberen hen ervan te overtuigen om regionale voedingsmiddelen een plek in hun schappen te geven. “Wij als Rijksoverheid kunnen proberen dit proces aan te jagen, maar meer ook niet. Europese wet- en regelgeving belemmert ons om regionale boeren en producenten te bevoorrechten. We zijn immers één Europese markt”, betreurt Nancy Meijers. Ook de City Deal gemeenten zijn in gesprek met hun lokale supermarkten. Maar het blijft lastig om voedingsmiddelen uit de regionale voedselketen in de schappen te krijgen, alhoewel dit bij sommige franchises soms wel lukt.
“Jazeker, daar zijn we mee begonnen”, reageren beide gesprekspartners. Daarnaast zijn de gemeenten druk in gesprek met lokale restaurants, zorginstellingen en ook scholen. “Als alle (semi) publieke overheidsinstellingen toezeggen om af te nemen uit de regionale voedselketen geeft dat afnamezekerheid. Die zekerheid is nodig voor boeren en producenten om op langere termijn te kiezen voor de korte keten en voor investeringen in duurzaamheid”, legt Janneke Bruil uit. Boeren ervaren momenteel veel risico. Als zij zich committeren aan duurzaam produceren en regionaal verkopen, weten ze niet of er ook klanten zullen komen. Daarom is het belangrijk dat naast consumenten, ook instellingen zich committeren aan de regionale korte keten.
De City Deal-gemeenten zijn in gesprek met het Leger des Heils, kerken en voedselbanken om te kijken hoe ze de samenwerking met regionale boeren kunnen bewerkstelligen. En in sommige steden krijgen mensen met de stadspas korting op de producten uit de regionale korte voedselketen. De gemeente Wageningen is in gesprek met de buurthuizen om te kijken ze of ze meer lokale voedingsmiddelen op het menu kunnen zetten. “Het zou mooi zijn als daar bijvoorbeeld regelmatig een lokale fruitkar staat”, zegt Janneke Bruil. “Ook vinden we het belangrijk om initiatieven voor buurtmoestuinen en stadslandbouw te stimuleren, zodat mensen zelf hun voedsel kunnen verbouwen.”
Op dit moment ontbreekt kennis onder gemeenten en producenten over hoe regionale korte voedselketens op te zetten. “Als City Deal steden zijn we de succesvolle ervaringen en het bestaande onderzoek aan het bundelen, bijvoorbeeld over het bereiken van de consument”, vertelt Janneke Bruil. Maar als die kennis er is, zijn niet altijd de juiste verwerkings- en opslagfaciliteiten lokaal aanwezig om de regionale grondstoffen, zoals graan, te verwerken tot bijvoorbeeld brood. Er is nog een ander groot obstakel, namelijk de toenemende druk op de beschikbare Nederlandse grond. “Nederland is klein en er liggen veel verschillende ruimteclaims op het buitengebied. Denk aan natuur, woningen, zonneparken en de transitie naar duurzame landbouw. Deze ruimteclaims maken de grondprijzen hoog, waardoor duurzame regionale boeren amper bestaande boerderijen kunnen overnemen”, legt Nancy Meijers uit. Tevens zijn de pachtcontracten momenteel van korte duur, waardoor boeren niet weten hoelang ze van het land gebruik kunnen maken. Dat maakt het voor hen onaantrekkelijk om bijvoorbeeld in de bodem te investeren.
“De korte voedselketen voelt voor de consument vaak als de lange fietsketen, terwijl de hedendaagse consument juist gemak zoekt”, grapt Janneke Bruil. Een oplossing voor dit logistieke vraagstuk is noodzakelijk voor succes. Gemeenten proberen de regionale producten te bundelen, zodat het makkelijker wordt voor de consument. Voorbeelden van oplossingen zijn het realiseren van pop-up verkooplocaties in leegstaande winkelpanden, stands creëren op lokale markten, inwoners betrekken bij het opzetten van afhaalpunten en in gesprek blijven met de supermarkten.
Het zou mooi zijn als het over vier jaar normaler is om duurzame producten uit de regio te consumeren, voor zowel burgers als instellingen. Dat levert meer zekerheid voor boeren om voor de regionale markt te produceren en helpt in de landbouwtransitie. Ook hopen de geïnterviewden dat er tegen die tijd in meer steden initiatieven zijn ontplooid om voedingsmiddelen uit de regionale voedselketen toegankelijker te maken. “We willen ook heel graag dat mensen met weinig budget lekker, gezond en duurzaam kunnen eten uit de regionale voedselketen”, sluit Janneke Bruil af.
Deelnemende partijen aan de City Deal Gezonde en duurzame voedselomgeving: gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Almere, Ede, Utrecht, Haarlem, Den Haag en Wageningen, de ministeries van LNV, VWS en BZK en Voedingscentrum, De Taskforce Korte Keten, JOGG, Flevo Campus en Platform31.