De toekomstbehendige overheid: ambtelijk vakwerk als antwoord op complexiteit
De veelheid aan transities en crises vraagt geen versimpeling, maar toekomstbehendigheid. Een essay met bouwstenen en inzichten.
“Ik merk dat naarmate de opgave complexer werd, de financiële armslag minder is geworden. In de Stadsvernieuwing (jaren 70-80) was de opgave vooral om slechte woningen te slopen of te renoveren en nieuwbouw te realiseren. Veel complexer werd het niet. Maar wat we financieel konden doen, daar durf je nu niet over te dromen. Tijdens de Stedelijke Vernieuwing (jaren 90-00) werd de opgave al complexer, maar was de financiële slagkracht al wat minder groot. Maar wel steviger dan nu.
We hebben nu simpelweg minder te besteden, terwijl de opgaven waar we voor staan nog vele malen complexer zijn. Denk aan veiligheid en ondermijning, vraagstukken rond ouderen (zoals Langer Thuis), maar ook grote concentraties van kwetsbare groepen in de wijk. Gemeenten en corporaties zijn op financieel gebied haast niet in staat om al die vraagstukken op te lossen. Gemeenten hebben sinds de decentralisaties in 2015 te weinig te besteden en de rol en scope van corporaties is veel smaller geworden. Krachtige bewoners kom je haast niet meer tegen in kwetsbare wijken. Ondanks hun financieel kwetsbare positie zijn corporaties nog altijd de hoeder van het sociale huursegment, ook in de kwetsbare wijken. Maar wie is de hoeder van de middenhuur? Wie voelt zich daar verantwoordelijk voor? Hier zouden institutionele beleggers (vooral de pensioenfondsen) nog meer een rol kunnen spelen.”
“Bijvoorbeeld in de ouderenzorg, op het raakvlak van wonen en zorg. Het zorgkantoor heeft zijn Regiovisie gepresenteerd en daarin staat dat er ontzettend veel intramurale plekken én zelfstandige woningen voor ouderen bij moeten komen. Deze discussie speelt ook op Rijksniveau en ik hoop dat met de regeringsvorming er meer beweging in komt. Het sociaal domein heeft op dit vlak hulp nodig. Ik pleit daarnaast voor een beweging terug naar de brede rol van woningcorporaties. Met daarbij de voorwaarde dat corporaties (en andere partijen) bij moeten gaan bouwen, want anders komen we er niet.”
“De combinatie Wonen en Wmo in één portefeuille komt in Nederland weinig voor. De twee domeinen zijn al geruime tijd sterk met elkaar verbonden, dat zit in het DNA van deze gemeente. Voor Wonen verantwoord ik me dan ook in de commissie Wonen én Sociaal Domein, wat helpt om de verbinding tussen beide domeinen te maken. De combinatie komt bijvoorbeeld goed tot haar recht in de ‘Langer Thuis’- en ‘Weer Thuis’-agenda’s. We hebben met de corporaties, zorg en cliëntenorganisatie in beeld gebracht wat er moet gebeuren. Deze twee agenda’s hebben we gezamenlijk opgesteld en worden mede gefinancierd door corporaties en zorginstellingen. Eén programmamanager overziet de uitvoering, waardoor ze ook in het fysieke domein heel secuur omgaan met de combinatie wonen en zorg.”
“Binnen Langer Thuis gaat het over wat voor soort woningen je gaat bouwen en hoe lang mensen nog zelfstandig thuis kunnen wonen. De kwetsbaarheid van de corporatiesector is hier minder aan de orde. Een deel van de bestaande corporatiewoningen is al geschikt voor ouderen en de nieuwbouw ook. De Langer Thuis-opgave vraagt volgens mij om uitbreiding naar institutionele beleggers omdat het voor een deel om koopkrachtige ouderen gaat die voor hen heel interessant kunnen zijn.
In de uitstroom uit maatschappelijke opvang en beschermd wonen komt de kwetsbaarheid van de wijken met veel corporatiebezit naar boven. Mensen die uitstromen uit voorzieningen en beschermd wonen komen in de corporatiewijken te wonen die al kwetsbaar zijn. We hebben met elkaar afgesproken dat de zorgcomponent voor deze doelgroepen goed moet zijn geregeld en dat het vangnet in de wijk sterk moet zijn. Daarnaast hebben wij een goed convenant zorgafhankelijke doelgroepen. Het zou helpen als de corporatiewijken minder kwetsbaar waren en als corporaties daar een deel van de sociale voorraad kunnen vervangen door middenhuur of koop. Idealiter doen ze dat zelf en compenseren ze dat in wijken waar weinig sociale huur staat. De corporaties moeten daar wel de ruimte voor krijgen.
“Ten eerste werkten we toen al gebiedsgericht en die ervaringen zijn nog altijd relevant voor de vraagstukken die nu op ons afkomen. We waren toen fysiek aanwezig in de wijk, waardoor je als gemeente en corporaties zichtbaar bent voor bewoners. De verbinding tussen de leefwereld van bewoners en systeemwereld van gemeente en andere organisaties komt dan natuurlijker tot stand.
Ten tweede werd de verantwoordelijkheid voor de opgaven destijds niet hiërarchisch, maar vanuit de inhoud bepaald. De projectleiders stadsvernieuwing waren niet de baas van de partners aan tafel. Zonder duidelijke gezagsrelatie is het wel belangrijk dat je snel bestuurlijk kunt opschalen, mocht dat nodig zijn. Daardoor blijf je niet eindeloos overleggen, maar hak je knopen door. In Delft werken we met gebiedswethouders zonder vergaand mandaat, dus de mogelijkheden om op deze manier te werken zijn aanwezig.
Ten slotte is het belangrijk om elkaars taal te spreken. Gebiedsgericht werken betekent dat verschillende domeinen met elkaar in aanraking komen. Maar het fysieke en sociale domein hebben hele verschillende tijdshorizonnen: vastgoedplannen zijn langjarig en zorg kijkt vooral naar de kortere termijn. Het helpt om plannen met elkaar te delen, daarom ben ik ook zo blij met de Regiovisie van ons zorgkantoor. Maar elkaars taal spreken is nog niet vanzelfsprekend: dat was toen al lastig en dat is het nog steeds.
Het begint bij de kruisbestuiving van mensen. Als je in een wijk werkt, heb je een ongelofelijke nieuwsgierigheid voor alle domeinen nodig. Vaak hoor je ook dat gebiedsgericht werken meer tijd kost. Wij zijn in één wijk weer begonnen met een leefbaarheidsoverleg en dat werkt juist als een tierelier. Dit soort overleggen één keer per kwartaal invoeren heeft veel meerwaarde. Hiervoor hoef je de organisatie niet te kantelen en hoef je ook niet aan bestaande structuren te sleutelen. Het ‘harkje’ mag best traditioneel zijn, als je maar op gebiedsniveau overleg voert en mensen die daar al werken steunt om de goede dingen te doen.”
Waar moeten we de komende jaren aan werken binnen de domeinoverstijgende gebiedsgerichte aanpak?
“We hebben een aantal gebieden uit onze vingers laten glippen terwijl we zo goed bezig waren. Het instrumentarium uit de Stadsvernieuwing en Stedelijke Vernieuwing kennen we nog, maar nu is het zaak om die instrumenten weer op te poetsen.
Maar het blijft ook een geldkwestie. Het is goed dat het Rijk al iets probeert met tijdelijke subsidies, zoals de Proeftuinen Aardgasvrije Wijken en het Volkshuisvestingsfonds, maar er is structurele financiering nodig. Het lijkt soms een soort beautycontest geworden: wie haalt het wel en wie haalt het niet bij de aanvraag van de subsidies? We moeten zoeken naar nieuwe vormen om de aanpak in kwetsbare wijken langjarig te financieren.”
Karin Schrederhof is wethouder Wonen, WMO en Sport in de gemeente Delft.
In het innovatieprogramma ‘Domeinoverstijgende gebiedsgerichte aanpakken in kwetsbare wijken’ formeert Platform31 een kennisgemeenschap van strategische beleidsmedewerkers uit gemeenten en corporaties. Het doel: op zoek gaan naar de werkzame bestandsdelen van domeinoverstijgende gebiedsgerichte aanpakken waar vernieuwende koppelingen tussen sociale en fysieke beleidsdomeinen centraal staan.
Meer weten over gebiedsgericht en integraal werken in de wijk? Het platform WijkWijzer biedt beleidsmakers, wijkprofessionals en actieve bewoners een bundeling van relevante inzichten, publicaties en praktijkvoorbeelden over gebiedsgericht werken.