Netwerkkaart Europa 2023
Ontdek welke Nederlandse gemeenten betrokken zijn bij Europese samenwerking en op welke thema’s.
Platform31 organiseerde twee verdiepende discussie sessies tussen Europese steden. Centraal hierin stond de vraag hoe zijn de ‘governance’ regelen: hoe organiseren zij alles wat er moet gebeuren om de warmtetransitie in wijken (overgang van fossiele brandstoffen naar schone en duurzame alternatieven om huizen te verwarmen) voor elkaar te krijgen?
In de eerste sessie waren kleinere steden met elkaar in gesprek: San Sebastian (Spanje), Tartu (Estland), Limerick (Ierland) en Eemsdelta (Nederland). In de tweede sessie wisselden grotere steden ervaringen uit: Lyon (Frankrijk), Valencia (Spanje), Göteborg (Zweden) en Utrecht (Nederland). De deelnemers vonden herkenning in elkaars aanpakken en uitdagingen; hieronder een aantal kansrijke ideeën die niet specifiek context-gebonden (hoeven te) zijn.
De energietransitie vraagt om nieuwe manieren van werken. Er zijn initiatieven die vanuit de samenleving ontstaan (zoals energiecoöperaties) en tegelijkertijd is een regierol vanuit nationaal perspectief ook nodig (om bijvoorbeeld keuzes te maken over ruimtelijke gevolgen van hernieuwbare energie).
In de discussie met de verschillende steden kwam naar voren dat een stad zelden maar één manier van werken heeft wanneer het de energietransitie betreft: een top-down of bottom-up model dekt niet volledig de lading meer.
Aan de hand van verschillende modellen kun je als gemeente of stad duiden hoe de regie geregeld is. Grofweg zijn er drie manieren: besturen, laveren en navigeren. Het is nuttig om deze modellen te gebruiken om de discussie tussen steden te structuren. De steden gaven het meest aan een combinatie van top-down en navigeren te gebruiken. Daarnaast gaf Valencia aan ook een laverende regierol te nemen. Verder bleek uit de discussie dat steden ervaren dat een sterk sturende rol vanuit de nationale overheid soms faciliterend, maar soms ook hinderend kan werken.
De modellen besturen, laveren en navigeren zijn uitgebreider beschreven in de publicatie Innovatie in besluitvorming richting aardgasvrije wijken.
Hieronder een indruk van de modellen, in illustraties en een tabel.
Besturen | Laveren | Navigeren | |
Houding | Pro-actief (gemeente) | Reactief (privaat) | Reactief (privaat) |
Gebieds- afbakening |
Systeemgrenzen | Systeemgrenzen en (bewoners)initiatief | Op basis van (bewoners)initiatief |
Inhoud | Concreet uitvoeringsplan als gids | Concreet uitvoeringsplan als controle | Concreet uitvoeringsplan als verbinding |
Er zijn veel verschillen tussen hoe de steden participatie vormgeven. Sommige steden gaven aan nog voor aan het begin te staan van het ontwikkelen van goede participatiestrategieën.
Valencia heeft een Fair en Inclusive Energy Transition-programma opgezet. Hierin zetten ze allerlei participatievormen in: van influencers om energie een bespreekbaar onderwerp te maken, tot kleine bedrijven en groepen burgers die inspraak krijgen voor het beleid van de stad. Ook organiseert de stad een jaarlijks evenement over hoe Valencia zich aanpast aan het veranderende klimaat (Valencia changes for the climate!). De stad probeert daarnaast een zo divers mogelijke groep aan te spreken; gemeenteambtenaren gebruiken sociale media en fysieke ontmoetingsplekken op universiteiten om een brede doelgroep te betrekken bij hun beleid.
Daarnaast bleek in veel steden dat energiegemeenschappen belangrijk zijn om draagvlak te creëren, en dat de gemeente deze dus zo goed mogelijk moet ondersteunen.
Een andere manier om burgers te betrekken is om ze te betalen om deel te nemen aan een klankbordgroep voor de energietransitie. Dit is in Utrecht gebeurd. Geld is een motivator om aan deze sessies deel te nemen. Gaandeweg bleken mensen echter ook steeds meer interesse in het onderwerp te ontwikkelen. Utrecht probeert zo een stem te geven aan de stille meerderheid: de groep die niet een uitgesproken mening heeft over de energietransitie. En met deze methode lijkt dat te lukken.
Een concept dat vooral in bij wat kleinere gemeentes als nuttig wordt gezien, en ook voor grotere gemeentes relevant kan zijn, is de ‘one stop shop’. Dit is een centrale plek waar meerdere diensten en oplossingen voor de energietransitie aangeboden worden, waar nodig toegespitst op de lokale situatie. In Nederland wordt dit ook wel een ‘energieloket’ genoemd. Deze loketten schelen mensen en bedrijven tijd en energie, omdat je niet van tevoren hoeft uit te zoeken waar je heen moet met je vraag. Daarnaast kunnen deze centra voor meer gecoördineerde oplossingen en kostenbesparing zorgen, dus ook aan de aanbodkant voor een efficiëntieslag zorgen.
Een fysieke plek zorgt ook voor meer zichtbaarheid en dus betrokkenheid bij een energietransitie in een wijk of stad.
Wel kan het opzetten van ‘one stop shops’ veel werk zijn, juist omdat partijen van tevoren al veel samenwerkingsafspraken moeten maken. Daarnaast moet er voor deze shops stabiele, meerjarige financiering zijn en goede coördinatie.
Om de warmtetransitie te realiseren heb je de bewoners nodig. Zij moeten achter je plannen staan en mee willen werken. Kleine stappen – zoals advies krijgen over energiebesparing – kunnen mensen warm maken voor grotere stappen, zoals hun warmtevoorziening aanpassen of hun huis volledig isoleren. Neem als stad of gemeente dus je inwoners mee, stapje voor stapje, in hun reis naar minder en schonere energie gebruiken.
In Lyon is een bedrijf opgericht dat als taak heeft om een buurt helemaal van het aardgas af te halen (als onderdeel van het ‘Smarter Together’ project). Wanneer de stad dit zelf op zou pakken, zou het proces langzamer gaan. Het bedrijf heeft het mandaat om beslissingen te nemen hoe er in de buurt gewerkt wordt en hoe bewoners worden betrokken. Een kanttekening is wel dat, in dit geval, het bedrijf de keuze heeft gemaakt om bijna niet aan participatieprocessen te doen. Zij vonden dat dit het proces van renovatie onnodig zou vertragen. Als je een proces in deze mate uit handen geeft als gemeente, heb je hier dus ook geen zeggenschap meer over.
Het is belangrijk om bij alle tips in de gaten te houden dat praktijken uit andere steden nooit zomaar klakkeloos overgenomen kunnen worden. Slimmer is om erachter te komen welke elementen van een aanpak goed hebben gewerkt en waarom, en dan te bepalen of dat ook in de eigen situatie geldt. Pilots en activiteiten worden sterk beïnvloed door nationale contexten, culturele factoren en meer.