Kennis- en inspiratiedossier BuurtSaam, voor een gezonde, veilige en sociale buurt
Waardevolle inzichten en handreikingen voor lokale initiatieven van gemeenten en partners, gebaseerd op ontwerpend onderzoek.
“Bewoners nemen tal van initiatieven die bijdragen aan hun gezondheid, maar zij krijgen hiervoor vaak niet de benodigde financiering”, stelt Horstman. “Bewoners krijgen te horen dat hun initiatief niet in het kader past. Vaak worden deze initiatieven beoordeeld door een selectieve groep professionals die op verre afstand staat van de wijkbewoners. Voor bewoners is het heel lastig zich in deze institutionele omgeving te bewegen. Het gevolg is dat arme wijken niet de kansen krijgen zich te ontplooien, om mee te doen.”
Tim ‘S Jongers merkte eerder op dat beleidsmedewerkers een onderdeel van de oplossing en van het probleem zijn. Horstman bevestigt die stelling. “Beleidsmedewerkers stigmatiseren mensen in plaats van dat ze de problemen oplossen. Ze noemen deze mensen niet gemotiveerd, onhandig en vol weerstand. Daarbij richten ze zich, net als wetenschappers, op individueel gedrag. Om de problemen echt op te lossen, zullen ze een switch moeten maken naar een gezonde omgeving en écht samen met mensen aan de slag moeten gaan.”
In 2014 begon Horstman de Universiteit met de Buurt in Noordwest Maastricht. “We hadden aan de voorkant geen vastomlijnd doel of project. Het ging om het opstarten van een liefdesrelatie met de buurt. We wilden er zijn, ons gezicht wilden laten zien en dingen horen. We wilden geen ‘interventies plegen’, bijvoorbeeld gericht op het tegengaan van obesitas. In dat jaar organiseerden we een stadsbrede Burgertop. Er waren 200 deelnemers uitgenodigd door loting uit de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA). De conclusie: we willen wel voor elkaar zorgen maar we kennen elkaar niet. De winkeltjes en het café zijn dicht, er is veel kaal groen. Er gebeurt ook niks in de buurt.”
In 2015 werd de burgertop herhaald, nu met loting van 100 mensen. “Dezelfde conclusie kwam naar voren. Maar ook dat mensen het zat zijn dat altijd wordt gedacht dat ze alleen maar bingo willen spelen. Ze zeiden: we willen filosofie doen. Nu is er al zes jaar een filosofiecafé met ongeveer 35 wisselende deelnemers, circa 15 per keer. Er is een andere manier van gespreksvoering nodig, een manier die aansluit bij de mensen, maar die wel uitnodigt tot inhoudelijke verdieping. Mensen hoeven geen oppervlakkigheid vanuit het idee dat ze toch weinig snappen, maar er moet wel er goed naar de mensen worden geluisterd en vragen moeten serieus worden genomen.”
“Sociale netwerken hebben een beschermende functie voor gezondheid, maar ons ‘sociaal rioleringsstelsel’ is niet goed aangelegd”, aldus Horstman. “Er is een netwerk nodig van straten, paden, pleinen, veldjes, bankjes en ontmoetingsplekken binnen, zodat mensen zich kunnen bewegen in de stad en elkaar kunnen ontmoeten. Op die plekken leren mensen elkaar kennen. Daar raken ze vertrouwd met elkaar. Dat gaat van hallo zeggen tot voor elkaar zorgen. De onderlinge contacten kunnen mensen ook nieuwe inzichten opleveren, maar het kan ook schuren. Mensen leren daardoor om conflicten te dempen en om te gaan met diversiteit. Ze leren daardoor met elkaar om ongeschreven regels te maken, de samenleving vorm te geven. In een superdiverse samenleving is het daarbij belangrijk dat een ontmoetingsplek niet op een doelgroep is gericht. Ik ben een groot fan van snackbars. Niet als je kijkt naar de calorieën, maar bij de snackbar komt iedereen. Ze heten ook vaak het Trefpunt. Op deze plekken vindt integratie plaats.”
Burgerinitiatieven dragen bij aan het sociaal rioleringsstelsel. Ze ontwikkelen bijvoorbeeld buurtparken en -tuinen, de publieke openbare ruimte, of runnen ontmoetingsplekken. Horstman: “Deze plekken hebben een rimpeleffect. Ze leggen verbindingen met andere sociale weefsels in de stad. Overheden leggen infrastructuur aan of regelen openbaar vervoer, maar ook daarbij spreken bewoners mee. Professionele zorginstellingen zijn vaak afgesloten van andere sociale weefsels: vastgoed van een universiteit of een ziekenhuisrestaurant wordt niet gedeeld met buurten. Burgerinitiatieven zijn in staat om veelsoortige kleinere en grotere buizen te leggen, waardoor meer sociaal verkeer ontstaat. Op deze manier kan het sociaal rioleringsstelsel zich verder ontwikkelen.”
“Inwoners ervaren veel problemen bij het vormgeven van die publieke openbare ruimte”, stelt Horstman. “Een bankje mag niet, want dan komen er hangjongeren. Een struik mag niet, omdat het de zichtlijnen belemmerd. De gemeente heeft bankjes zonder leuning ingekocht, terwijl de inwoners wel een leuning willen. In dit soort problemen gaat veel energie zitten. En hybride ontmoetingsplekken binnen zijn vaak heel precair. De continuïteit staat onder druk doordat de gemeente het maatschappelijke vastgoed elk moment kan verkopen. En het is ook wonderlijk dat een zorgorganisatie geld krijgt om iemand te begeleiden, maar dat een burgerinitiatief die vrijwel hetzelfde doet, geen geld krijgt. Het is een complexe bricolage van financiering: subsidies, fondsen, verkoop, indicaties en groenonderhoud. Dat maakt het moeilijk om financiële stabiliteit te bereiken. Er is geen collectieve financiering voor het collectieve arrangement dat burgerinitiatieven bieden. En voor al die mensen die er komen en voor wie de plek waardevol is, is het vervelend dat de situatie precair is. Ik doe de oproep aan professionals om hier werk van te maken, want door de inzet op deze sociale netwerken, wordt de sociale dynamiek van ongelijkheid aangepakt.”
Klasien Horstman is hoogleraar filosofie van de gezondheidszorg aan de Universiteit van Maastricht en schreef het boek ‘De gezonde stad’ over uitsluiting en ontmoeting in de publieke ruimte.