Tokyo leert van Nederland over verduurzaming
Ambtenaren uit Tokyo bezochten Platform31 om kennis uit te wisselen over de energietransitie, innovatie en gezamenlijk leren.
Uit de halfjaarlijkse energiearmoede-monitor van TNO blijkt dat de wijken en dorpen waar de energiearmoede het hoogst is veelal in gemeenten aan de randen van het land liggen. Platform31 ging na of er in dergelijke wijken en dorpen specifiek beleid gevoerd wordt. Een van de wijken waar de aanpak van energiearmoede een grote uitdaging is, is Geitenkamp in Arnhem-Oost. We spraken met Maarten van ’t Hoog, Adviseur Energiearmoede/Inclusieve energietransitie van de gemeente Arnhem. Geitenkamp is een van de focuswijken in Arnhem, waar ze met hun aanpak niet alleen energiearmoede willen tegengaan, maar echt het sociale weefsel in de wijk willen verstevigen.
In Arnhem is er generiek beleid op energiearmoede, dat bestaat uit energie-coaching, een witgoedregeling en 4 buurtklusbedrijven in verschillende wijken. Daarnaast is er een wijkgerichte aanpak in vijf focuswijken. De energie-coaching en de witgoedregeling worden beiden uitgevoerd door Energiebank Regio Arnhem. Inmiddels zijn er zo’n honderd energiecoaches actief in Arnhem, waarvan zo’n 55 vrijwilligers: vier in dienst van de gemeente en de rest zzp’ers.
De focuswijken zijn gekozen door een aantal datasets over onder andere energielabels, energiearmoede, schulden en vroegsignalering te combineren en daar een heat map van te maken. Daaruit kwamen vijf wijken naar voren. Voor die wijken is besloten een wijkgerichte aanpak op te zetten. Samen met de aanwezige woningcorporaties heeft de gemeente aan de hand van de renovatieplannen van deze woningcorporaties vervolgens een plan gemaakt voor de wijk.
Geitenkamp in Arnhem-Oost is een van de focuswijken. Het is een unieke, vrij kleine wijk met bijna vierduizend bewoners. Vanwege de bouwstijl (beschermd stadsgezicht) zijn de grenzen van de wijk heel duidelijk. De sociale cohesie is erg groot, maar de wijk staat ook bekend als een wijk met problemen en stigma. Zo wonen er bijvoorbeeld relatief veel mensen die in de participatiewet zitten of schulden hebben. Veel van de woningen zijn van slechte kwaliteit met lage energielabels (E, F en G). De woningvoorraad bestaat uit 80 procent sociale huur, 10 procent particuliere huur en 10 procent koop. De woningcorporaties zijn wel aan het verduurzamen, maar omdat er veel monumentale panden zijn, gaat dat moeizaam.
De aanpak in de focuswijken is gericht op gemeenschapsontwikkeling, zo ook in Geitenkamp. De focus ligt hierbij op energiearmoede, maar de gemeente probeert het zo integraal mogelijk aan te vliegen. Het doel is dat alle acties en initiatieven niet alleen iets doen tegen de energiearmoede in de wijk, maar dat ze ook het sociale weefsel in de wijk verstevigen. Hierbij baseert de gemeente zich op 3 uitgangpunten:
In elke wijk is er daarom een wijkregisseur en een opbouwwerker aanwezig. De rol van de gemeente Arnhem is vooral faciliterend en – aan het begin – aanjagend. De gemeente werkt veel samen met de woningcorporaties en sociale partners in de wijken. Er is veel vertrouwen onderling, waardoor het proces goed loopt. Van ’t Hoog: “Wat we doen in de wijk is vooral kijken wat er opkomt en waar energie ontstaat, en dat gaan we dan ondersteunen. We gaan er niet heen met een vooraf bedacht plan.” Als er een goed idee ontstaat vanuit de wijk zorgt de opbouwwerker ervoor dat er direct iets mee gebeurt, om te voorkomen dat zo’n initiatief vastraakt in de bureaucratie van de gemeente.
In Geitenkamp is er bijvoorbeeld een buurtklusbedrijf dat is opgericht door een ondernemer uit de wijk. De klussers kunnen, naast het uitvoeren van grotere energiebesparende maatregelen zoals gordijnen ophangen, het isoleren van verwarmingsbuizen en het optimaliseren van de cv, ook signaleren of er meer speelt bij een huishouden waar ze achter de voordeur komen. In zo’n geval kunnen ze die mensen doorverwijzen naar de goede plek waar ze hulp kunnen krijgen. Omdat er bij het klusbedrijf veel mensen werken die ook in de wijk wonen, hebben ze een groot bereik in de wijk, en draagt het buurtklusbedrijf ook bij aan de gemeenschapsontwikkeling in de wijk. De opbouwwerker probeert bewoners ook te activeren om zelf mee te doen, bijvoorbeeld door bij het buurtklusbedrijf te gaan werken of door zich in te zetten als energieambassadeur. Ook zijn er mogelijkheden om mensen uit de buurt in te zetten die op dat moment geen betaald werk hebben. Zij worden opgeleid bij het klusbedrijf en kunnen dan doorstromen naar betaald werk.
De samenwerking met de lokale woningcorporatie in Geitenkamp is ook goed. De corporatie had te maken met beperkte capaciteit, dus nu is afgesproken dat het buurtklusbedrijf ook klussen kan uitvoeren voor de woningcorporatie.
De gemeente Arnhem wil integraal werken, maar dit is in de praktijk nog vaak lastig. Van ’t Hoog: “We willen bewoners graag nog verder helpen dan we eigenlijk kunnen. Energiecoaches komen soms heel schrijnende situaties tegen. Ze zijn geen maatschappelijk werker, dus ze kunnen niet veel meer dan een melding maken bij het sociale wijkteam. Daarbij komt dat er vanuit de afdeling energie nu veel middelen beschikbaar zijn, maar bij het sociaal domein een stuk minder.”
Structureel samenwerken met partners in de wijken, een van de manieren waarop Arnhem helpt het sociale weefsel in de wijken te versterken, blijft lastig voor de gemeente met de incidentele middelen die ze telkens krijgen. De termijn voor het uitgeven van de SPUK-gelden is weliswaar uitgesteld tot en met 2027, in Arnhem is de aanpak zo ingestoken dat alle middelen in 2025 uitgegeven zijn. Ook gaan de gemeentelijke middelen in Arnhem (net zoals in andere gemeenten) sterk verminderen in 2026. Van ’t Hoog: “Waar we tegenaan lopen is dat we op deze manier onze samenwerkingspartners straks geen vastigheid meer kunnen bieden. We investeren nu heel veel, maar waarschijnlijk hebben we vanaf 2026 veel minder hiervan beschikbaar.” Van ’t Hoog: “Maar er zijn ook andere gelden naast die van SPUK/NIP. Wij hebben bijvoorbeeld ook geld via het volkshuisvestingsfonds en de Europese SCEPA-subsidie.”
Ondanks de uitdagingen smaakt de aanpak in de focuswijken volgens Van ’t Hoog naar meer: “Wij zijn ook steeds meer aan het kijken hoe we onze aanpakken in de focuswijken kunnen opschalen naar andere delen van de stad; ook dit is nog een zoektocht.”