Het oorspronkelijke gedachtengoed van de Omgevingswet sluit nauw aan bij de wens en noodzaak tot meer regionale samenwerking. In het licht van de huidige discussies over de waarde van de Omgevingswet, brengt Teisman graag een aantal belangrijke gedachtes van deze wet in herinnering:
Hernieuwde aandacht voor
- vraagsturing;
- het combineren van inhoud;
- het combineren van handelen.
Zijn standpunt: stel de Omgevingswet niet langer uit, maar benut de kansen die het biedt om regionale samenwerking in tussenruimten vorm te geven. Het is cruciaal voor het aanpakken van de grote opgaven van deze tijd.
Effectieve samenwerking in de tussenruimte, hoe dan?
Nu van theorie naar praktijk: hoe komen we uiteindelijk tot die effectieve samenwerking? Een eerste stap is en blijft voor elke organisaties die wil samenwerken om duidelijk te formuleren wat je zelf wilt en wat je daarvoor over hebt en inzet. Weet je bijvoorbeeld als ambtelijk medewerker waar jouw wethouder zich hard voor wil maken, wat hem of haar drijft en waar hij of zij bang voor is? Dan kun je deze belangen veel beter overbrengen in netwerken waarin je je bevindt. Teisman maakt al sprekend schaatsende bewegingen om te demonstreren hoe je als medewerker van een overheidsorganisatie moeten kunnen schakelen (‘schaatsen’) tussen de eigen organisatie(doelen) en de tussenruimte. In de tussenruimte worden eigen doelen de randvoorwaarden waarbinnen je aan combinaties kunt werken die passen binnen de randvoorwaarden van diverse organisaties.
Op de vraag hoe je lasten kan verdelen binnen bijvoorbeeld een Regionale Energie Strategie (RES), antwoordt Teisman: “Ik vind dat er in een regio ruimte moet zijn voor onderlinge verschillen en dat regio’s zouden mogen aangeven waarop zij kunnen bijdragen. Als bijvoorbeeld Texel niet mee wil werken aan de RES, dan zouden zij in het bestuurlijke en maatschappelijke ecosysteem van Noord-Holland wellicht een andere publieke functie wel en beter vervullen en op een andere manier bijdragen aan de regio.” Voor dat soort gesprekken moet ruimte zijn. Er is dan wel een toets nodig op free-rider gedrag.
Reflecties op het verhaal van Teisman zijn er van Sarah Ros (VNG) en Paul van Eijk (Waterschap Vallei & Veluwe). Ros vraagt zich af hoe om te gaan met de veelheid aan samenwerkingsverbanden. Teisman stelt dat mandaten dynamisch ingevuld kunnen worden, en dat in essentie iedere meewerkende partij een stukje van het mandaat heeft. Roulerend leiderschap werkt in dit soort situaties goed.
Ook vraagt Ros zich af hoe je, in een integraal en dynamisch proces, oog kan hebben voor de rollen en behoeften van andere partijen. Volgens Teisman is met heldere doelen en een duidelijk budget integrale gebiedsontwikkeling heel goed mogelijk. Je kunt dan partijen betrekken die weten wat ze kunnen bijdragen en hierbij ook ruimte laten voor elke partij om de eigen kwaliteiten goed te benutten.
Paul van Eijk ziet zelf vier belangrijke aspecten om écht integraal en regionaal te kunnen samenwerken: contact, concept, contract en continuïteit (“de vier c’s”). Van Eijk vindt dat we het leren meer centraal zouden moeten stellen in onze samenwerkingsverbanden. Proeftuinen zijn hier heel geschikt voor, zo merkt hij in zijn eigen waterschap.
Praktijkvoorbeeld: samenwerken in provincie Utrecht
In de regio Utrecht wordt al geoefend met het maken van regionale afspraken, zo vertellen Leana Vlok (VNG) en Daniëlle Verkade (Omgevingsdienst regio Utrecht). Het hoofddoel is om als één overheid samen te werken. Op dit moment werken al 41 partijen samen en dat aantal groeit. Twaalf werkgroepen zijn actief, over onderwerpen die democratisch worden vastgesteld. Er komt nog een intentieverklaring over hoofdlijnen en werkafspraken, die samen worden vormgegeven.
Vlok en Verkade hebben geleerd dat het maken van afspraken beter gaat wanneer er eerst een intentieovereenkomst wordt gesloten en dat het proces met gesloten portemonnee makkelijker te doorlopen is. Om het succes van deze pilot te beproeven, is het nodig dat naast de getoonde ambtelijke commitment er ook bestuurlijke commitment volgt. Een aanwezige bij de leerkring vatte dit samen in een tweet: samen eigenaar worden van de meerwaarde!