Ruimtelijk ontwerpen met bewoners in de wijk Stenfert
De gemeente Rheden wil de wijk Stenfert in Dieren duurzaam versterken door aan te sluiten op wat inwoners belangrijk vinden.
Participatie Tilburger Tafel samengevat |
|
Succesvol want
|
|
Innovatief want
|
|
In te zetten voor
|
|
Rekening houden met
|
|
Lessen / aanbevelingen
|
Voor het opstellen van de Transitievisie Warmte staat in Tilburg in de eerste instantie een stuurgroep aan zet, bestaande uit onder andere de gemeente, netbeheerder, woningcorporatie en energiecoöperatie. Wanneer wordt geconcludeerd dat de stem van de inwoner ontbreekt, kiest de gemeente ervoor een burgerberaad in het leven te roepen. In deze tijd en voor een dergelijke kwestie is dat geen gekke keuze. Immers een burgerberaad kan polarisatie voorkomen, kortetermijnbeleid tegengaan, en het vertrouwen in de politiek herstellen. Daarnaast “geeft het de politiek vertrouwen om spannende besluiten te nemen, omdat ze het gevoel hebben dat ze rugdekking hebben,” aldus Tijs van Gisbergen, adviseur energietransitie bij de gemeente Tilburg.
Maar enkel een burgerberaad? Onvoldoende – volgens Harry te Riele en Esther van der Valk van Transitiefocus. Zij stellen voor om het burgerberaad te voeden met intelligence of the crowd. Te Riele: “Allereerst vonden wij het ethisch niet verantwoord om twintig mensen verantwoordelijk te stellen voor het hele burgeradvies over de toekomstige warmtevisie. De energietransitie is een potentieel polariserend onderwerp, en het kan maatschappelijk onguur worden. Het is niet goed om een groepje van twintig mensen vol in de maatschappelijke wind te hebben staan.” Het tweede argument draait om diversiteit: “Tilburg heeft ruim 100.000 huizen van allerlei verschillende typologieën. Die verschillen sterk qua aanpak in de warmtetransitie. Een groep van twintig mensen kan nooit zo’n variëteit dekken,” aldus Te Riele.
Ruim 1.500 Tilburgers nemen deel aan de digitale dialoog. Er wordt gestreefd naar een zo representatief mogelijke groep respondenten. En die representativiteit staat of valt met werving. Voor de digitale dialoog wordt geworven via sociale media, stadsnieuws, live op straat, en via stadspartners en -netwerken. “Je moet beseffen dat een deel van de samenleving niet bereikbaar is via sociale media. Daar moet je old-school mee aan de gang: op de fiets, langs het park, de wijk in, naar een evenement ’s nachts. Dat is arbeidsintensiever, maar noodzakelijk,” legt Te Riele uit.
Het mooie aan een dergelijke digitale dialoog is dat representativiteit gemonitord én bijgestuurd kan worden. Van Gisbergen vertelt: “Toen we zagen dat vrouwen achterbleven, hebben we bewust meer op vrouwen getarget.” Geheel representatief is de digitale dialoog alsnog niet. Te Riele: “Er ontbreken stemmen, met name van mensen die niet zijn aangesloten op het internet, waaronder een deel van de ouderen, een deel van de laagopgeleiden, en een deel van de allochtonen.” De organisatoren hebben deze groep proberen te betrekken via een lokale moskee, maar uiteindelijk lukte dat niet wegens tijdsgebrek.
In de digitale dialoog geven respondenten anoniem antwoord op beleidsvragen, inclusief onderbouwing voor hun keuze. Wat het een ‘dialoog’ maakt is de teruggaveronde: deelnemers ontvangen antwoorden van anderen die zij kunnen beoordelen met een score van -3 tot en met 3 – opnieuw inclusief onderbouwing. Zo wordt een lijst van de vijftig best én slechts gewaardeerde antwoorden gegenereerd. Ook krijgen mensen de mogelijkheid om hun antwoorden aan te passen na het lezen van die van anderen. Al deze input wordt voorgeschoteld aan het burgerberaad, oftewel: de Tilburger Tafel.
Illustratie door Janneke ten Kate
Voor de Tilburger Tafel worden twintig mensen geselecteerd. De groep komt zes à zeven keer (online, in verband met Corona) samen. Onder begeleiding van Harry en Esther komt de Tafel tot een uitgebreid advies aan de gemeenteraad. Ook voor de Tilburger Tafel wordt naar een diverse samenstelling gestreefd – uiteraard op het gebied van kenmerken zoals leeftijd, gender en woonplaats. Daarnaast is de groep ook ‘cognitief divers’. Te Riele: “In de praktijk betekent het dat je mensen aan boord hebt die helemaal niet voor vernieuwing zijn, en mensen die juist wél voor vernieuwing zijn. En daarnaast mensen die verschillend reageren wanneer ze met discontinuïteit worden geconfronteerd.”
Dit leidt nog niet tot representativiteit. Zo blijkt de Tilburger Tafel ‘groener’ dan de gemiddelde respondent van de digitale dialoog. Het effect hiervan wordt echter getemperd door ook directe input uit de digitale dialoog toe te voegen aan het advies. Representativiteit is lastig – zo niet onmogelijk – te bereiken bij een intensieve participatievorm zoals een burgerberaad. Voor veel mensen speelt een gebrek aan tijd. Daarnaast trekt het mensen die kennis en intrinsieke interesse hebben in het onderwerp, ook waar dat niet nodig is.
Deelnemers aan het burgerberaad zijn geselecteerd uit een groep mensen die zich hiervoor hebben aangemeld. Loting is echter niet het antwoord; ook daar speelt zelf-(de)selectie. Een deelnemer aan de Tilburger Tafel pleit echter wel voor loting, maar: “je moet niet zomaar honderd brieven sturen en kijken of mensen reageren. Je moet hen heel actief enthousiasmeren. Ik zou me dolgraag willen inzetten om mensen proberen over de streep te trekken.” Van Gisbergen pleit voor een vergoeding: “Het vraagt een behoorlijke tijdsinvestering, en daar wil je een passende vergoeding voor bieden. Zeker om te voorkomen dat alleen de hoogopgeleide mensen die gemotiveerd zijn op inhoud aan tafel schuiven.”
Dan de prangende vraag: is het nu tijd voor een Maastrichter-, Barendrechter- of Vlielander Tafel? Niet per se. Of de constructie zicht leent voor een situatie hangt af van een aantal factoren, zoals het type vraagstuk, het schaalniveau, en de fase van besluitvorming; het leent zich goed voor een proces waarin men zich nog in de verkenningsfase bevindt, en waarin nog veel open staat. Voor andere type vraagstukken of latere fases van het besluitvormingsproces kan beter een ouderwetse enquête worden ingezet.
Daarnaast moet voor het burgerberaad aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Zo moet informatievoorziening van hoog niveau zijn. Ook goede begeleiding, door iemand met voldoende dossierkennis, is cruciaal. Daarnaast is het van belang dat deelnemers én de raad gedeelde verwachtingen hebben over (de status van) de uitkomst. Dat is een les uit Tilburg: “Als ik het nog een keer zou doen, zou ik het aan de voorkant beter afhechten door de gemeenteraad expliciet te laten besluiten dat zij zich – binnen bepaalde voorwaarden – committeren aan de uitkomst,” aldus Van Gisbergen.
Bovendien moet rekening worden gehouden met de tijds- en arbeidsintensiviteit van het proces. Van Gisbergen vertelt: “Het proces vergde uiteindelijk veel inzet van de gemeente Tilburg. We hadden van tevoren niet voorzien hoeveel het van ons zou vragen.” Te Riele beschouwt dit als investering: “wij helpen ze met de beginfase van het bouwen van een dialoog infrastructuur voor de komende 25 jaar. Daar moeten intern mensen bij betrokken worden zodat er binnen de gemeente een netwerk ontstaat die het vervolg op zich gaat nemen.”
Echter is zo’n investering niet voor iedere gemeente haalbaar, en bovendien niet altijd de moeite waard. Een ‘light’-versie is in theorie mogelijk, maar dan gaan veel van de positieve aspecten (deels) verloren. Daarom leent een constructie à la Tilburger Tafel zich goed voor grotere gemeenten, provincies, regio’s en Rijk. Te Riele stelt voor dat wanneer deze methode zou worden opgeschaald, het wenselijk zou zijn voor provincies om daarvoor expertisecentra op te tuigen. Dan kunnen ook kleinere gemeenten de methode inzetten.
Dit artikel is het derde deel van een serie.