Woningdelen en woningsplitsen in Gelderland
Voor wie in Gelderland aan de slag wil gaan met woningdelen en -splitsen, zet deze publicatie de mogelijkheden op een rij.
Gemeenten kunnen woningdelen en woningsplitsen actiever stimuleren
In samenwerking met
Nederland heeft dringend behoefte aan extra woonruimte. Een miljoen woningen erbij is de mantra. Overheden, corporaties, ontwikkelaars en bouwers draaien koortsachtig aan alle denkbare knoppen. Daarbij gaat er veel tijd, geld en energie naar ambitieuze nieuwbouwplannen. Toch is dat maar een deel van de oplossing, omdat nieuwbouw moeizaam van de grond komt, zowel in bestaand gebied, het straatje erbij of ‘in het weiland’. Het teruglopende aantal verleende bouwvergunningen laat dit duidelijk zien. Er zijn daarom méér oplossingen nodig om de vele woningzoekenden te helpen. Eén zo’n oplossing is het slimmer gebruiken van de acht miljoen bestaande woningen door ze te delen of te splitsen.
Gemeenten ervaren in de praktijk belemmeringen om dit ook echt te doen. Zo is het splitsen en delen van woningen vaak niet toegestaan in omgevingsplannen. Soms is zelfs voor hospitaverhuur een vergunning nodig. Beleidsmakers schrikken terug voor woningdelen vanwege mogelijke overlast, met als doembeeld huizen vol met studenten en arbeidsmigranten. Meer mensen in de straat betekent doorgaans meer te parkeren auto’s, meer gestalde fietsen. Ook veiligheidsissues, zoals brandveiligheid, kunnen een belemmering zijn. Ook een factor: anders dan een groot nieuwbouwproject is woningdelen minder in het oog springend, en is het – politiek – misschien minder aantrekkelijk om mee aan de slag te gaan. De kostendelersnorm – met name de onbekendheid juist bij gemeenten over wat mag en kan – helpt ook niet mee. Woningdelen kan daardoor negatief uitpakken voor mensen met een uitkering, AOW of toeslagen.
Aan obstakels dus geen gebrek. Waarom zou je je dan nog, met een overvolle werkagenda, extra werk op de hals halen en vol inzetten op woningdelen? Omdat er op korte termijn veel te winnen is. Het potentieel bij bestaande woningen is groot. Er zit veel ‘ruimte’ in onze huizen en appartementen. In veel (naoorlogse) wijken wonen tot 40 procent minder mensen dan waarvoor de woningen destijds ontworpen zijn, één of twee generaties geleden. De gemiddelde Nederlander heeft met ruim twee kamers per persoon bijna het hoogste aantal kamers ter beschikking in heel Europa. Gemeenten die deze ruimte beter weten te benutten, verlichten direct de woningnood en zorgen dat meer inwoners een betaalbaar dak boven het hoofd hebben. Cruciaal in een tijd waarin grote groepen mensen, met name kleine huishoudens, starters op de woningmarkt, jongeren en spoedzoekers, een betaalbaar huis, appartement of studio nodig hebben.
Het potentieel van de bestaande woningvoorraad is groot: er staan 8 keer meer woningen in Nederland dan de kleine miljoen die er tot en met 2030 bij moeten komen. De gemiddelde Nederlander woont ruimer dan andere Europeanen: wij ‘verwonen’ volgens CBS-cijfers gemiddeld 53 vierkante meter, in de buurlanden ligt dat tussen de 43 en 47 vierkante meter.
We weten nu al dat het aantal alleenwonende ouderen in ruime woningen alleen maar toeneemt. Als we niks doen, neemt de ‘onderbezetting’ van de bestaande woningvoorraad verder toe en wordt de mismatch tussen aanbod en vraag nog veel groter. De woonvoorkeuren van woningzoekenden hangen nauw samen met de leeftijd en de samenstelling van het huishouden. We zien dat grote groepen Nederlanders, met name (65+) één- en tweepersoonshuishoudens de voorkeur geven aan betaalbare (koop)appartementen (32 procent). Ook bij jongere alleenstaanden en stellen (35-64 jaar) is de voorkeur voor betaalbare (koop)appartementen relatief groot (20 procent). Deze groepen worden als gevolg van huishoudensverdunning steeds groter. De voorkeur voor eengezinskoopwoningen is vooral groot bij paren met kinderen (ruim 80 procent) en paren tot 65 jaar (ruim 60 procent). In 1963 was de gemiddelde huishoudensgrootte nog 3,52 mensen: anno 2024 is dit 2,12 en dit zakt volgens de prognoses van het CBS verder naar 2,07 in 2030.
Als méér mensen in bestaande woningen gaan wonen, is dit allereerst goed nieuws voor de volkshuisvesting. Maar er zijn ook sociale voordelen. Mensen die buren dichtbij hebben, hebben in doorsnee meer oog voor elkaar. Op wijkniveau komt er méér levendigheid, méér ‘ogen op straat’ en méér draagvlak voor voorzieningen zoals winkels, horeca, artsen en een bibliotheek. De nabijheid van mensen kan, naast de beschikbaarheid van voorzieningen, de zelfredzaamheid van mensen vergroten. Buren die even iets voor je tillen, helpen met boodschappen, helpen opruimen – het kan de druk op dure zorg verlichten en langer zelfstandig thuis wonen bevorderen.
Deze sociale voordelen zijn met name denkbaar in de oudere naoorlogse wijken, omdat in deze wijken nog veel eerste en veel vroege bewoners wonen die intussen op leeftijd zijn. Woningsplitsen en woningdelen kunnen er hier voor zorgen dat de wijk weer wordt gebruikt door het aantal mensen waar zij ooit op gebouwd is. Bij nieuwere wijken ligt dit anders. Gemeenten sluiten deze wijken vaak uit van woningsplitsen en -delen, in de wetenschap dat er nog kinderen bij komen en de druk op de openbare ruimte in de wijk sowieso nog toeneemt.
Het beter benutten van bestaande woningen biedt ook nog eens ruimtelijke voordelen. Meer benutting van bestaande woningen betekent dat er elders minder ruimte nodig is voor nieuwbouwwoningen. Er is hierdoor meer ruimte beschikbaar voor andere grote opgaven op het gebied van natuur, klimaat, en energie.
Woningdelen is mogelijk in diverse varianten. De figuur hierboven laat zien dat er 7 woningdeelvarianten zijn die oplopen qua moeite, kosten en tijd. Er zijn relatief eenvoudige en snel te organiseren vormen als inwonen, hospitaverhuur en verhuur aan verschillende alleenstaanden. Woningsplitsing is bewerkelijker. Zachte splitsing, met enkel inbouw van eigen sanitair, is hierbij een tussenvorm met meer privacy dan inwonen en hospitaverhuur. Bouwkundige splitsing of zelfs kadastrale splitsing is ingrijpender. Het interessante is dat alle varianten, ook de meer bewerkelijke, op korte termijn effect hebben en allemaal veel sneller woonruimte opleveren dan nieuwbouw. Het stimuleren van woningdelen is daarmee voor iedere gemeente een aantrekkelijke oplossingsrichting.
Diverse gemeenten, beleidsmakers en uitvoerders, zien dit ook zo en hebben de handschoen opgepakt. Ze hebben knellende regelgeving aangepast of losgelaten en daarmee lef getoond om anders te handelen, gefocust op het resultaat dat nodig is: meer woonruimte voor woningzoekenden. Andere gemeenten die woningdelen willen stimuleren, kunnen zich laten inspireren door deze zes concrete tips.
Samenvattend: het woningtekort zet steeds meer mensen op achterstand en belemmert vooral jongeren en starters op de woningmarkt. Het besef daalt in dat we het woningtekort niet kunnen oplossen met enkel nieuwbouw, en zeker niet op korte termijn. De haalbaarheid van de vastgelegde aantallen in de woondeals staat daarmee onder druk. Een kans die veel te weinig wordt benut, is het delen of splitsen van bestaande ruime woningen. Om deze kansen wél te benutten is een actieve opstelling nodig van lokale partijen, de gemeente voorop. Gemeenten kunnen regelgeving verruimen en hiermee het beter benutten van de bestaande woningvoorraad stimuleren. We roepen beleidsmakers en uitvoerders op om dit nu ook echt te gaan doen. Dat begint met ambitie, met de wil en bereidheid om in actie te komen. Niet concentreren op de mogelijke beren op de weg en de valkuilen, maar focussen op de kansen die er onmiskenbaar zijn. Want in de bestaande woningen zit veel ruimte. En de nood is hoog.
BMC wil gemeenten handelingsperspectief bieden voor het beter benutten van de bestaande woningvoorraad. Met welke maatregelen kunnen zij aan de slag om hun woonvisie of programma gestalte te geven? En welke maatregelen blijken in de praktijk haalbaar en effectief? Voor meer informatie over wat er voor jou het beste kan werken, kun je contact opnemen met Frank de Vries of Nadia Hummel. Beiden zijn adviseur bij BMC.