Duurzaam groen moet je doen
Diverse beleidsdoelen stellen eisen aan groen in en om steden. Hoe kom je tot een meer integrale benadering?
Platform31 organiseert deze leerkring om groenbeleid beter te verankeren in de instrumenten van de Omgevingswet. In de leerkring ligt de focus op het instrument programma. Om verwarring met bestaande programma’s te voorkomen, noemen we dit instrument het omgevingsprogramma.
Tijdens de eerste bijeenkomst van de leerkring, schetsten de deelnemende gemeenten hun aanpak en belangrijkste vraagstukken.
Om de woningnood tegen te gaan voegt Amersfoort tot 2030 duizend per jaar toe, waarvan tachtig procent binnenstedelijk. Groen is één van de ontwikkelopgaven in de omgevingsvisie, maar hoe kun je vergroenen in een verdichtende stad? In Amersfoort is er beleid voor groen, maar vooralsnog vooral gericht op biodiversiteit en klimaatadaptatie. De gemeente wil weten wat het omgevingsprogramma kan betekenen bij de ontwikkeling van een integrale aanpak van de vergroening van de stad.
In 2020 maakte de gemeente Amsterdam een groenvisie om alle groenwaarden bij elkaar te brengen. Hiermee wil de gemeente een samenhangend netwerk op alle schaalniveaus ontwikkelen, dat bijdraagt aan ecologie, klimaatadaptatie, gezondheid en sociaal welzijn. Daarnaast leidde een toetskaart tot de hoofdstructuur groenbeleid. De gemeente wil radicaal vergroenen. Is rigoureus vergroenen ruimtelijk mogelijk en is het omgevingsprogramma hiervoor een geschikt instrument?
Dordrecht heeft net als veel steden te maken met stedelijke verdichting. De gemeente heeft de ambitie om groen tot aan de voordeur te brengen. Het speerpunt is de groenblauwe stad met oog op klimaatadaptatie, biodiversiteit en de gezonde leefomgeving. De gemeente verankerde dit in de omgevingsvisie. Er is een groenblauw programma in concept, dat wacht op goedkeuring van de nieuwe gemeenteraad. Vooruitkijkend naar het programma groene gezonde leefomgeving staat de combinatie van fysiek en sociaal welzijn centraal. In de leerkring stelt Dordrecht twee vragen centraal: hoe kan je zelf een groenblauw omgevingsprogramma opbouwen en hoe kun je vooruitlopend op het omgevingsplan ruimte voor groen reserveren in de ruimte?
Eindhoven zette in haar omgevingsvisie sterk in op groen, klimaat en water. De gemeente wil een groene ring rondom het centrum realiseren, zoals in het groenplan centrum Eindhoven is vastgelegd. Eindhoven hoopt dit plan met het omgevingsprogramma te borgen. Verdichting moet bijdragen aan de vergroening: elke woning moet acht m2 groen toevoegen. De vraag nu is of het omgevingsprogramma hierbij geschikt is.
Leiden werkt al vier jaar aan de voorbereidingen: de omgevingsvisie 2.0 en de milieueffectrapportage zijn er al. Ook de concrete gebiedsuitwerkingen zijn vastgesteld. De gemeente ontwikkelde een integrale kaart op basis van vier raamwerken: groenblauw, mobiliteit, bodem en aantrekkelijk vestigingsklimaat. Het groenblauwe raamwerk moet het mogelijk maken voor bewoners om vanuit huis binnen een bepaalde afstand bij groen te komen. Een mooi voorbeeld hiervan is het singelpark rondom de binnenstad. Voor de omliggende wijken wil de gemeente iets soortgelijks realiseren, zodat meer wijken hierop kunnen aansluiten. In de leerkring wil Leiden zich richten op de maatregelen en concrete acties die nodig zijn om tot een groenblauw raamwerk te komen. Ook wil de gemeente weten hoe het omgevingsprogramma hierbij kan helpen. Daarnaast verkent de gemeente hoe het bestuurlijk en politiek proces van het omgevingsprogramma eruit komt te zien – met het oog op integraler en sneller werken – als onduidelijk is wie het bevoegd gezag is.
De gemeente Renkum heeft gemiddeld 66m2 groen per woning en kampt dus met een ander vraagstuk, namelijk het nieuwe instrumentarium. De bestaande plannen gelden tot 2027. In de leerkring verkent Renkum wat er precies verandert met de Omgevingswet en hoe het omgevingsprogramma voor verbetering kan zorgen, zeker nu moet worden gelet op monitoring en evaluatie.
Tilburg heeft al sinds 2015 een omgevingsvisie. De thema’s die hierin zijn uitgewerkt zijn voor 80 procent Omgevingswet-proof. Het groenbeleid dat hierin is opgenomen bestaat uit een puntensysteem voor natuur- en groeninclusief bouwen. Het is momenteel lastig om dit juridisch te borgen. In 2020 maakte de gemeente een stadsnatuurkaart met de ecologische structuren. Dit helpt om vaste maatvoering te hanteren door de hele stad. In de leerkring verkent Tilburg de juridische borging via het omgevingsprogramma: kan het programma worden aangemerkt als beleidsregel? Wat zijn de voor- en nadelen afgezet tegen de andere instrumenten van de Omgevingswet?
Om het vergroenen van steden haalbaar te maken, is het nodig om duidelijke doelstellingen te formuleren rondom de verschillende opgaven waaraan groen bijdraagt. Groen is een middel om maatschappelijke doelen zoals gezondheid, biodiversiteit of klimaatadaptatie te behalen. De doelstellingen kunnen in afsprakenkaders, richtlijnen of ‘groennormen’ landen. Ook voorlichting, financiële middelen, goede voorbeelden en afstemming met beleidsvelden bodem en ondergrond zijn nodig bij het vergroenen van steden. Daarnaast is politieke wil onmisbaar: vergroening kan op gespannen voet staan met andere belangen, zoals de realisatie van parkeerplaatsen.
De centrale vraag in de leerkring is hoe het omgevingsprogramma kan helpen om doelstellingen rondom vergroening van steden te behalen. Voor gemeenten zijn er verschillende vormen en mogelijkheden om het omgevingsprogramma in te richten. Irma Dekker van het programma Aan de slag met de Omgevingswet vertelt hier meer over: “Let op de beleidscyclus en betrek de gemeenteraad. Het programma is de concretisering van de ambities uit de omgevingsvisie (vastgesteld door de gemeenteraad) en zelfbindend.” In het programma kan een college beleidsdoelen en -uitwerkingen vastleggen, communicatie en financiële instrumenten inzetten, afspraken met derden beleggen, fysieke maatregelen treffen en juridische maatregelen aankondigen. Onderdeel van de beleidscyclus is de monitoring en evaluatie. Dat betekent dat gemeenten vooraf moeten nadenken over de manier waarop zij dit willen regelen. Het biedt ook de mogelijkheid om bij te sturen als dat nodig blijkt. Afsluitend beschrijft Dekker het programma als “vrijwillig, maar niet vrijblijvend.” Het moet overzichtelijk en vindbaar zijn en het moet zorgen voor voorspelbaarheid, samenhang en flexibiliteit.
Met het omgevingsprogramma kan een gemeente realistische en integrale ambities op het gebied van groen vaststellen en concreet maken. Het helpt ambities tastbaar te maken, focus aan te brengen en tegelijkertijd verschillende disciplines te verbinden. Juist in combinatie met de verdichtingsopgave, kan het omgevingsprogramma duidelijkheid geven over de manier waarop dit te combineren is. Het instrument kan helpen te concretiseren wat nodig is in activiteiten en financiële middelen. Het omgevingsprogramma stimuleert gemeenten om slagkracht te organiseren en na te denken over monitoring. De beleidscyclus biedt ruimte en flexibiliteit om bij te sturen. Kortom: het omgevingsprogramma kan helpen om een heldere en eenduidige aanpak van de vergroeningsopgave te maken.
De inzichten uit de eerste bijeenkomt van de leerkring bieden volop aanknopingspunten voor vervolg. De komende weken verkennen we verder hoe het omgevingsprogramma kan helpen bij de vergroeningsopgave. Hierbij komen de volgende onderwerpen aan bod:
Kan je de gemeenteraad betrekken via een participatietraject?
De leerkring Vergroening en het omgevingsprogramma organiseren we in samenwerking met het ministerie van BZK en het programma Aan de slag met de Omgevingswet. Dat doen we in het kader van het interdepartementale traject Groen in en om de stad, wat een initiatief is van de ministeries BZK, LNV, IenW en VWS.