Opstellen van programma’s: hoe krijg je iedereen mee?
Gemeenten kunnen de gemeenteraad betrekken bij het vaststellen of wijzigen van omgevingsprogramma’s. Een blik in de praktijk.
Een open deur, maar soms niet altijd even vanzelfsprekend. Gemeente Maastricht geeft aan dat er binnen de gemeente veel kennis en kunde is op de domeinen Omgevingswet en energietransitie. De kennis is alleen erg versnipperd door de organisatie. Je merkt dat verschillende teams en afdelingen van de gemeente met dezelfde zaken bezig zijn, zonder dat goed van elkaar te weten. Door afdelingen op het gebied van ruimte en op het gebied van energietransitie vaker met elkaar samen te laten werken, kan je ervoor zorgen dat mensen elkaar sneller vinden en samenwerking versoepelt.
Maastricht vond de zoektocht uiteindelijk zeker de moeite waard. De gemeente dacht eraan in het omgevingsplan een aardgasafsluiting of een aansluiting op het warmtenet af te dwingen. Omdat een omgevingsplan over de hele fysieke leefomgeving gaat, is dit in theorie mogelijk. Overigens staat de energiewetgeving een aardgasafsluiting op dit moment nog in de weg. Ook als dit in de toekomst wel zou kunnen, concludeerde de gemeente dat dit een dwingende houding van de gemeente vraagt. In samenspraak binnen verschillende afdelingen is besloten dat dit een beleidskeuze is die niet past bij de gemeente.
Den Haag deed aan de pilot mee met de nieuwe wijk De Binckhorst. Dit bedrijventerrein transformeert naar een gemengd woon-werkgebied. In de pilot onderzocht de gemeente de rol van het omgevingsplan bij het zoeken naar optimale collectieve warmte-oplossingen in de nieuwe wijk. Dit nadat Den Haag eerst oplossingen per woningbouwcomplex hadden gekozen. Pilothouder Maayke Houtman geeft aan een betere integrale samenwerking te zien tussen de juridische afdeling van het Omgevingsplan en het programmateam energietransitie. “We hebben ons gerealiseerd dat we in de voorbereiding naar de inwerkingtreding van de Omgevingswet en het opstellen van de warmtevisie en warmteplannen elkaar nodig hebben. Bij het maken van een plan van aanpak voor de energietransitie en het nadenken over de structuur van het omgevingsplan, is het van belang om nu al rekening te houden met de opgaven en planning die volgen uit de RES, warmtevisie en wijkuitwerkingsplannen. Daarmee zal de samenwerking het komende jaar geïntensiveerd moeten worden.”
Nicolaas Veltman van de gemeente Tilburg geeft aan dat de pilot hen heeft geleerd dat de twee domeinen echt een andere taal spreken en. “Wij dachten dat de energietransitie en de Omgevingswet relatief makkelijk verenigbaar waren, dat is niet zo. Zo zijn de visies en plannen rond de energietransitie niet automatisch te koppelen aan de visies en plannen die de Omgevingswet als instrumenten kent.” Vanuit de theorie volgen instrumenten binnen de Omgevingswet elkaar altijd cyclisch op, eerst een visie, dan een programma en tot slot een plan. Bij de energietransitie lopen processen vaak parallel aan elkaar. Lokale afwegingskaders worden tegelijk met regionale strategieën gecreëerd. In de pilot onderzocht Tilburg verschillende middelen voor participatie en hoe je kaders hiervoor kunt vastleggen in de instrumenten van de Omgevingswet.
De energietransitie is maar één thema binnen de fysieke leefomgeving. De instrumenten onder de Omgevingswet bieden mogelijkheden om invulling te geven aan de energietransitie. Het maken van een omgevingsvisie dwingt gemeenten integraal naar de fysieke leefomgeving te kijken. Met behulp van een omgevingsprogramma en een omgevingsplan kunnen gemeenten vervolgens aan de slag met het concretiseren van deze integrale visie. Welke doelen willen we als gemeente bereiken? Welke middelen zetten we hiervoor in? Wanneer gebruiken we die? Wie gaat dit oppakken? De energietransitie aan de instrumenten van de Omgevingswet koppelen, dwingt gemeenten ook concreet over de energietransitie na te denken: welke ingrepen voor duurzame opwek of warmtevoorziening maken we waar en onder welke voorwaarden? Welke wijken zijn geschikt om als eerste van gas af te gaan? En welke landschapstypes het meest geschikt voor duurzame opwek van energie?
Goes onderzocht hoe een programma energietransitie er op dorps- en wijkniveau uitziet. Een belangrijke conclusie die zij hieruit trokken, was dat het belangrijk is om te beginnen met de ‘waarom’ en dan pas de ‘hoe’ uit te werken. Iedere wijk is anders en in iedere wijk spelen andere onderwerpen. Pas als je deze scherp in beeld hebt, kun je in gesprek over de uitwerking van de energietransitie. Een omgevingsvisie helpt hierbij om concreet te worden. Hierin moeten immers keuzes per gebied worden gemaakt, die verder gaan dan alleen de energietransitie. Vanuit de gemeente Goes bleek dat de algemene kaders noodzakelijk zijn om in een wijk het gesprek over de energietransitie te voeren.
Ook Súdwest-Fryslân merkte dat een samenwerking tussen de domeinen van de energietransitie en de Omgevingswet relevant is. Maar deze gemeente gaat ook nog een stap verder. In hun pilot zocht Súdwest-Fryslân wat hun rol als gemeente is bij een vergunningaanvraag door een bedrijf voor geothermie bij het ministerie van EZK in de stad Sneek. Hoe kan de gemeente haar regierol pakken als een ministerie vergunning verstrekt? In het proces van geothermie is het namelijk niet één wet die hier iets over te zeggen heeft, maar zijn het de Mijnbouwwet, de Omgevingswet en de nieuwe Warmtewet die in onderlinge interactie van belang zijn. Iedere wet weer met haar eigen invloed op een deel van het geothermieproces. Om goed te weten hoe je als gemeente met deze wetten kunt omgaan, merkten de collega’s die aan de Omgevingswet en de energietransitie werken dat het dus van belang is om goed van elkaars domeinen en elkaars wetgeving op de hoogte te zijn. Binnen deze samenwerking lukt het om te ontrafelen wat je als gemeente wel en niet kan. De belangrijkste constatering die hier inhoudelijk uit naar voren kwam: de invloedssfeer en daarmee de regierol van gemeente bij geothermie ligt op de distributie van de warmte via warmtenetten.
Maar de gemeente keek verder. Súdwest-Fryslân heeft binnen het pilottraject een brede gemeentelijke ambtelijke vertegenwoordiging betrokken om na te denken over prioriteiten bij de aanleg van warmtenetten. Dit is in sessies gebeurd, waar simpelweg geeltjes zijn geplakt. Vier thema’s kwamen uit deze sessies naar voren die voor warmtenetten relevant zijn: transparantie; keuzevrijheid; betaalbaarheid; en veiligheid en gezondheid. Keuzevrijheid gaat bijvoorbeeld over het uitgangspunt dat bewoners een keuze moeten kunnen hebben in de wijze waarop ze met de verduurzaming van hun woning omgaan. En de betaalbaarheid geeft de gemeente bijvoorbeeld vorm door in het dorp Heeg intensief samen te werken met een energiecoöperatie. Hierdoor is het mogelijk op een innovatieve manier naar de businesscase te kijken en de kosten die nodig zijn te reduceren.
Gemeente Groningen ging in hun pilot aan de slag met het maken van energievisies per wijk en onderzocht of instrumenten van de Omgevingswet hen konden helpen bij het versnellen van de energietransitie. De gemeente dacht de versnelling te behalen door aanpassingen ten behoeve van de energietransitie bij inwoners af te kunnen afdwingen. Door zo concreet bezig te zijn met het verbinden van wijkvisies aan de Omgevingsvisie, het programma en het plan, is Groningen erachter gekomen dat het versnellen van de energietransitie nog best lastig blijkt. “We dachten in de eerste instantie te makkelijk. Je kunt niet zomaar energievisies per wijk in de omgevingsregels gieten”, aldus Jan Pieter Koppert van pilot Groningen. Daarvoor is het nodig breed naar opgaven in wijken te kijken.
Het gebruik van een directief middel als een gebodsbepaling in een omgevingsplan kan effectief zijn om de laatste huishoudens uit een wijk te verplichten over te gaan op alternatieve energie, zoals een warmtenet. Groningen wil dit mogelijk inzetten om de laatste huishoudens in een wijk van het gas te krijgen. Maar om eerst al die andere huishoudens van het gas te krijgen, is het noodzakelijk om samen te werken binnen een gemeenten. De energietransitie staat voor lang niet alle huishoudens bovenaan hun prioriteitenlijst. Zeker voor huishoudens met bijvoorbeeld schulden, zijn hele andere zaken van belang. Daarom is het nodig om met verschillende disciplines te kijken wat in een wijk speelt. Misschien moeten eerst andere problemen opgelost worden, voordat met de energietransitie kan worden gestart. Deze integrale aanpak, vergt een goede samenwerking tussen diverse domeinen, die verder gaan dan de domeinen energietransitie en Omgevingswet.
Ook de gemeente Boxtel keek in de pilot verder dan uitsluitend de samenwerking tussen de domeinen van de energietransitie en de Omgevingswet. De gemeente ging aan de slag met het realiseren van een GreenTech-bedrijventerrein, waar nieuwe bedrijven zich kunnen vestigen. De gemeente zocht naar een regeling die stimulerend en flexibel is voor nieuwe bedrijven. Ze zocht daarbij naar mogelijkheden om criteria op verschillende wijze te formuleren en ook te scoren per thema.
Van tevoren was al duidelijk dat het nodig was om integraal naar verschillende opgaven te kijken. Dit zorgt ervoor dat de energietransitie niet een extra eis is waar bedrijven mee te maken hebben, maar kunnen ze dit integreren in de totale ontwikkeling van hun bedrijf, door bijvoorbeeld in te zetten op een groene warmtebron of meer in te zetten op circulariteit.. Omdat het over een breed palet van doelen gaat, is een goede samenwerking binnen de gemeente nodig. De regels moeten immers in samenhang worden opgesteld. De gemeente wil daarbij onderzoeken waar ruimte zit binnen de verschillende beleidsvelden, om zo doelen met elkaar te kunnen afwegen. Dit vergt een goede weging van die doelen en verkenning wat wel en wat niet past. Uiteindelijk constateerde de gemeente dat juist een goed gesprek met de bedrijven van belang is om de doelstellingen zo goed mogelijk te halen. Dit betekent dat verschillende disciplines aan tafel moeten zitten.
Gemeente Zoeterwoude ziet de integratie van energie- en omgevingsbeleid met name in samenwerking en uitwisseling van kennis en ervaring en doet daarover een aanbeveling aan andere gemeentes: “Zet de twee werelden (Energie en Omgevingswet) bij elkaar aan tafel. Verken gezamenlijk elkaars instrumenten en doelen. Zorg ervoor dat je elkaar begrijpt, elkaars taal spreekt en elkaars doelen scherp stelt. Ga daarna verkennen wat je voor elkaar kunt betekenen.”
Alle andere gemeenten die meededen aan de pilot, ervaarden ook dat beide beleidsvelden elkaar nodig hebben. Kennis van elkaars werkvelden en instrumenten helpt. Om de juiste keuzes te maken die passen bij de bestuursstijl van de gemeenten, zoals in Maastricht. Om de energietransitie met andere beleidsvelden, zoals economie of wijkvernieuwing te kunnen integreren, zoals in Boxtel, Goes of Groningen. Of simpelweg om te weten wat wel en niet kan volgens wetgeving om effectief de juiste instrumenten in te zetten, zoals in Den Haag, Tilburg en Súdwest-Fryslân.