De participatieladder als keuzehulp voor gemeenten
Meestal grijpen initiatiefnemers (vaak gemeenten) naar de participatieladder om duidelijk te maken wat zij van bewoners verwachten. Onderaan de ladder zijn de verwachtingen laag. Hoe hoger de treden, hoe meer ruimte er voor bewoners is om mee te praten of beslissen over een plan. De ladder wordt vaak gebruikt om te laten zien welk participatieniveau de initiatiefnemer kiest voor een bepaald vraagstuk.
Het ligt voor de hand om dan ook te kijken naar wat bewoners willen en kunnen bieden op dat vlak. Juist bij zo’n ingrijpende verandering als stoppen met aardgas: zijn er al actieve bewoners in de wijk? Of is er juist heel weinig betrokkenheid van bewoners? Toch gebeurt dat niet altijd. Andere factoren kunnen bepalend zijn voor keuzes en planvorming in een wijk. Bijvoorbeeld de aanwezigheid van een warmtebron voor een warmtenet. Of het profiel van een wijk: sterk verouderd of relatief makkelijk te verduurzamen? Veel of weinig eigen woningbezit? Of juist de aanwezigheid van een (kleine) actieve bewonersgroep.
Als dit soort factoren veel invloed heeft op de plannen voor een wijk, kan participatie makkelijk sluitpost worden. De plek op de ladder moet dan vooral passen binnen het proces. Participatie kan bijvoorbeeld een manier zijn om draagvlak te vergroten voor plannen waar weinig meer te kiezen valt. Als bewoners zich daardoor niet serieus genomen worden, kan er veel weerstand komen tegen de plannen. Gemeenten, en gemeenteraadsleden, willen dat graag voorkomen. Wat helpt? Door als raad voorafgaand aan het proces in de wijk na te denken over de participatie-ambitie van de gemeente én de betrokkenheidswensen en -mogelijkheden van bewoners in de wijk.
Gemeenteraad kan vooraf meedenken over participatie
De gemeenteraad heeft als taak om kaders te stellen, te controleren of beleid goed is uitgevoerd en te zorgen voor een goede vertegenwoordiging van de kiezers. Juist bij plannen voor het aardgasvrij maken van wijken, zijn dat belangrijke verantwoordelijkheden. De gemeenteraad kan vooraf bepalen op welk(e) niveau(s) bewoners kunnen participeren. De raad kan hierin een advies volgen van het college van burgemeester en wethouders. Maar de raad kan ook, zoals bijvoorbeeld in Goeree-Overflakkee is gebeurd, zelf een gesprek voeren over participatie: wat verwachten wij daarvan? Waarom? Wat vraagt dat van raad en gemeente? En wat hebben bewoners daarvoor nodig?
Wanneer een maximaal participatieniveau voor een wijk is vastgesteld, kunnen in principe alle bewoners die binnen de doelgroep van het participatieproces vallen op dit (hoogste) niveau deelnemen aan het participatieproces. Maar dit betekent niet dat dit ook daadwerkelijk gebeurt. In de praktijk zijn niet alle bewoners op dezelfde wijze betrokken bij de ontwikkeling van plannen in hun wijk.
Hoge participatietrede leidt niet vanzelf tot hoge betrokkenheid
In de onderzochte casussen waren verschillende vormen van betrokkenheid zichtbaar. Dat klinkt logisch, maar is wel een aandachtspunt voor raadsleden. Je kunt namelijk wel afspreken dat bewoners mogen meebeslissen over een nieuwe warmtevoorziening in hun wijk. Maar als de meerderheid van bewoners niet betrokken is bij de planontwikkeling en besluitvorming, leiden de mooie participatie-ambities vooral tot grote invloed van een kleine groep actieve bewoners.
Voor raadsleden is het daarom belangrijk om de verschillende vormen van betrokkenheid te kunnen onderscheiden van het gewenste participatieniveau. Ook helpt het als zij inzicht krijgen in hoeveel mensen op welke manier betrokken zijn.
Om de betrokkenheid van wijkbewoners goed in beeld te krijgen is het nodig om van perspectief te veranderen: van het (gemeentelijk) initiatiefnemersperspectief met de participatieladder naar het bewonersperspectief met: de betrokkenheidstrap.