Opinie Corporaties en sociale huur

Instandhouding corporatiesector essentieel bij extramuraliseringsopgave

Opinies over de toekomst van het sociaal wonen

5 november 2020 | Leestijd: 7 minuten
De regio Haaglanden bestaat uit de centrumgemeenten Den Haag, Delft, Zoetermeer, Westland, Leidschendam-Voorburg, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar en Midden-Delfland. In de regio Haaglanden willen corporaties en gemeenten gezamenlijk afspraken maken om te zorgen dat kwetsbare huishoudens op verantwoorde wijze gehuisvest worden – dus inclusief de benodigde zorgstructuur – en een goede spreiding van de groepen over de regio. Platform31 interviewde de bestuurlijke trekkers Karin Schrederhof, wethouder van de gemeente Delft en Mariëtte Heemskerk, bestuurder van de Zoetermeerse corporatie De Goede Woning over de opgave die er in Haaglanden ligt, de samenwerking, valkuilen en successen.

Auteur(s)

Karin Schrederhof en Mariëtte Heemskerk
Wat is de aanleiding van de bestuurlijke samenwerking rondom wonen en zorg?

“Delft is een centrumgemeente en huisvest daardoor een groot deel van de uitstromers”, vertelt Karin Schrederhof. “Met het gedachtegoed van Erik Dannenberg in het achterhoofd – waarin het de bedoeling is dat nog veel meer mensen zelfstandig gaan wonen – in combinatie met de doordecentralisaties waarbij van regiogemeenten een grotere inzet verwacht wordt, was er behoefte om meer inzicht te krijgen in de toekomstige opgave.” “We brengen daarom de opgave in beeld die ontstaat door Langer thuis en Weer thuis”, vult Mariëtte aan. “Bij Langer thuis gaat het om huishoudens – grotendeels ouderen – die langer thuis blijven wonen. Deze groep is vaak redelijk koopkrachtig. Voor hen zien we dat er in de corporatiesector voldoende aanbod is. Er is hier vooral behoefte aan nieuwe woonvormen. Dit is een opgave die goed opgepakt wordt door zowel beleggers (vrije sectorhuur) en door corporaties (sociale huur). Karin gaat verder: “Deze opgave is redelijk goed in beeld en heeft bovendien veel aandacht in de Raad. Hier hebben we voorstellen liggen en worden nieuwe concepten ontwikkeld. Grootste verschil met reguliere appartementen – waar tegenwoordig als gevolg van het bouwbesluit ook alles goed toegankelijk is – is de gezamenlijkheid in de vorm van collectieve voorzieningen. Hier speelt de zoektocht over wat op wijkniveau nodig is en financieel mogelijk is en hoe we dit langjarig kunnen programmeren.”

Op welke groepen richt de samenwerking op regioniveau?

Karin: “De andere grote groep zijn de uitstromers uit Beschermd Wonen, Maatschappelijke opvang/GGZ, Jeugdzorg, Verslavingszorg, Detentie en Begeleid wonen. Deze groep vergt de meeste aandacht. Voor hen zijn er momenteel onvoldoende geschikte woningen. Van deze groep wordt vaak gezegd dat ze de sociale structuren in de wijken aantasten. Dat betwijfel ik. De groep die nu is uitgestroomd, is in verhouding tot het aantal sociale huurwoningen zo klein dat zij het evenwicht in de wijken niet kunnen verstoren. Het probleem is vooral dat er ook andere kwetsbare groepen dezelfde wijken instromen, waardoor de veerkracht in de wijken verdwijnt. Doordat corporaties een steeds eenzijdiger doelgroep huisvesten, ontstaan concentraties van kwetsbare groepen. Juist voor deze wijken is het van belang dat corporaties een rol kunnen vervullen in het middensegment. We zijn nu samen bezig met de corporaties om het langer en weer thuis vorm te geven en daarbij te zorgen dat de opgave ook opgepakt kan worden in de regiogemeenten.” Mariëtte geeft aan: “De corporaties willen dat wel doen, maar dan is het wel noodzakelijk dat het vangnet goed geregeld wordt. Zowel voor de uitstroom, als voor de mensen die er al wonen. We zien dat in meerdere gemeenten de zorgstructuren onvoldoende van de grond komen. Ellende ontstaat bovendien bijna altijd in de weekend- of avonduren. Het is noodzakelijk dat ook op die momenten hulpverleners bereikbaar zijn.”

Kunnen jullie iets vertellen over de wijze waarop de uitstroom beschermd wonen momenteel geregeld is en waar jullie tegenaan lopen?

“We zien dat de stroom vanuit begeleid wonen naar de wijk steeds groter wordt”, vertelt Karin. “Hoewel het in Delft redelijk goed geregeld is, lopen ook wij met het organiseren van het zorgnetwerk enigszins achter op de uitstroom. Wij brengen daarom de groep in beeld die momenteel in beschermd wonen zit, om te bepalen wat voor hen in de toekomst de beste woonsituatie is en welke zorgondersteuning daarbij nodig is. Een deel daarvan zal intramuraal komen, een deel in beschermd wonen en een deel zal uitstromen naar de wijk. Daarnaast is er een groep die wel uitstroomt, maar het toch niet redt in de wijk. Met de zorgverzekeraars, de aanbieder van begeleid wonen en de GGZ hebben we afgesproken dat er veertig woningen komen voor mensen met een WLZ-indicatie. Dit zijn mensen waarvan de verwachting is dat zij niet meer zelfstandig gaan wonen.”

“Daarnaast is het belangrijk dat mensen op tijd naar bescherm wonen kunnen”, vult Mariëtte aan. “Veel mensen vinden het fijn om langer in de vertrouwde omgeving te wonen en hier zorgondersteuning te krijgen. Maar we zien ook schrijnende gevallen, waarbij mensen te lang thuis wonen, vereenzamen en gevaarlijke situaties ontstaan. Hierin zijn we te ver doorgeschoten. Ik ken situaties waarbij het pas na escalatie lukte om benodigde zorg in werking te zetten, met alle nadelige gevolgen voor de bewoner, omgeving en familieleden.”

Hoe worden de kwetsbare huishoudens momenteel verdeeld onder de gemeenten?

“Een groot deel van de huishoudens komt nu in Den Haag of Delft terecht. Ook de manier waarop woningen voor deze groep gezocht worden, verdient aandacht. De huidige werkwijze is dat per gemeente of per corporatie woningen handmatig gezocht worden voor deze groep. Als die gemeente of corporatie weinig geschikte woningen heeft voor bepaalde huishoudens, duurt het soms heel lang voordat er een geschikte woning is gevonden voor dit huishouden”, vertelt Mariëtte. We kijken nu of regionale bemiddeling hiervoor een oplossing is.

Doel van de samenwerking is het leveren van betere woon-zorgarrangementen aan huurders en het zorgen voor een evenwichtige spreiding op regionaal niveau. In welk stadium van het proces zitten jullie nu?

“We zijn nu bezig om de opgave in kaart te brengen. In Delft proberen we inzicht te krijgen in de verschillende zorgdoelgroepen die ondersteuning nodig hebben. Regionaal brengen we de uitstroom uit de instellingen in beeld om de opgave te kunnen prognotiseren. Hiervoor zijn we eerst de verschillende groepen aan het definiëren”, vertelt Karin.

“In het najaar gaan we bespreken hoe we deze groepen het beste onder de gemeenten kunnen verdelen. Het is lastig en eigenlijk ook onmogelijk om dit geheel evenredig te doen. Voor een deel speelt het not-in-my-backyard-probleem. Het is voor sommige gemeenten lastig om draagvlak in de raad te krijgen. Het is daarom belangrijk dat de verschillende gemeenten in de regio zich verbonden voelen en we elkaar in dergelijke vraagstukken ondersteunen. Daarnaast geldt dat kleine gemeenten niet altijd de juiste kennis in huis hebben – en ook niet kunnen aantrekken – om de noodzakelijke ondersteuningsstructuren op te zetten. In ons gebied zitten twee centrumgemeenten: Delft en Den Haag. Delft bedient een vrij klein gebied: midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp en Westland. Den Haag bedient een groter gebied en heeft meer personele capaciteit voor de opgave. Het vraagt aandacht om te voorkomen dat in de centrumgemeenten het beleid wordt ontwikkeld en de regiogemeenten hierin onvoldoende zijn meegenomen maar wel een rol mogen spelen in de uitvoering. Maar misschien zijn zij ook wel te klein in volume om sommige zorgondersteuning te organiseren en zijn niet alle opgaven geschikt om voor ieder gebied. Daklozen kiezen bijvoorbeeld liever voor de anonimiteit van Den Haag of Delft, waardoor ook de daklozenopvang daar logischer gesitueerd is. Hetzelfde zie je in beschermd wonen, ook de mensen die hier wonen kiezen vaak liever voor anonimiteit. Dit soort bewegingen moet je met elkaar in beeld brengen en je moet ook bereid zijn om hiernaar te handelen.”

Welke aandachtspunten zien jullie voor het opzetten van de juiste woonzorgarrangementen?

“Mijn zorg bestaat in hoofdzaak uit drie punten”, vertelt Karin. “De eerste is dat corporaties heel klein worden gehouden in hun rol in de zorgstructuren, terwijl zij daar juist een belangrijke rol kunnen vervullen. Goed sociaal beheer op wijk- en complexniveau draagt bij aan het versterken van de sociale structuren en het signaleren van problemen. Een goede samenwerking tussen corporaties en bemoeizorg leidt er bovendien toe dat veel problemen in een vroeg stadium opgepakt worden, wat zowel voor het kwetsbare huishouden, voor de buurt als op financieel het beste resultaat oplevert. Als voorbeeld ken ik een corporatie waar medewerkers waren vrijgesteld voor de aanpak van zware overlast. Het zou goed zijn wanneer het ook mogelijk is om mensen bij de corporaties vrij te maken om kwetsbare huishoudens te verwijzen naar de Bemoeizorg en de GGZ, zonder het zelf te leveren.

Overigens speelt hier ook de AVG een rol. Deze wetgeving – die bedoeld is om burgers te beschermen – leidt er nu soms toe dat signalen niet altijd gedeeld kunnen worden en daardoor burgers die niet in staat zijn om hun eigen zorgvraag te formuleren niet de ondersteuning krijgen die zij nodig hebben. Mijn tweede zorg is dat de wijken waarin instromers terecht komen, steeds eenzijdiger en kwetsbaarder worden en de veerkracht achteruit gaat. Ook hier spelen de corporaties een rol in. Als gevolg van beperkte financiële en beleidsruimte hebben zij steeds minder mogelijkheden om te bouwen voor de lage middeninkomen.

Daar komt bij dat gemeenten sterk moeten bezuinigen in het sociaal domein en tegelijkertijd de zorginfrastructuur moeten opzetten. Hoe doe je dat op een adequate manier met elkaar. Dat is de zoektocht de komende jaren. Om de bewoners een goede landing te geven in de wijk zou je willen zorgen dat de infrastructuur aanwezig is alvorens zij uitstromen. Zoeken in de Wmo-structuur indiceert een persoon, terwijl je met de bemoeizorg een indicatie wilt voor een gebied. Je weet immers nog niet wie de kwetsbare personen zijn, maar wel dat er in een bepaald gebied ondersteuning nodig is.”

Welk aandachtspunt willen jullie aan de landelijke politiek meegeven?

“Als belangrijkste aandachtspunt willen we meegeven dat de corporatie een essentiële rol speelt in het mogelijk maken van de extramuralisering”, vertellen beiden. “Van de uitstromers komt 99,9 procent in de corporatiesector terecht. Dat maakt ook dat de corporatiesector in staat moet zijn om voldoende geschikte en betaalbare huisvesting te bieden aan deze groep en een bijdrage te leveren aan het in stand houden van de leefbaarheid.” Karin gaat verder: “Het rapport van Platform31 maakt duidelijk dat dat momenteel niet het geval is. Dit rapport en ook het onderzoek Opgaven en middelen woningcorporaties, waar de corporatiesector vooral residueel wordt benaderd, stemmen niet hoopvol voor de toekomst. Het is daarmee zaak dat ook de politiek dat inziet en meer inzicht komt in de bijdrage die de corporaties kunnen leveren aan het mede-oppakken van verschillende actuele maatschappelijke opgaven.”

Foto: Guus Schoonwille

Karin Schrederhof is wethouder bij de gemeente Delft.

Mariëtte Heemskerk is bestuurder bij corporatie De Goede Woning in Zoetermeer.

Contact

Fons Lustenhouwer 06 53 38 90 17 LinkedIn

Ontvang nieuws van Platform31

Nieuws, publicaties en bijeenkomsten van Platform31 automatisch in jouw mailbox? Meld je dan aan voor onze tweewekelijkse nieuwsbrief over actuele ontwikkelingen in stad en regio.

Bekijk al onze nieuwsbrieven en updates

"*" geeft vereiste velden aan