Stedelijke trends en opgaven voor 2022 e.v.
Herstel en perspectief in tijden van transitie
De trendstudie bestaat uit acht inhoudelijke, thematische hoofdstukken (bestuur, demografie, economie, e.d.). Naast de beschrijving van de belangrijkste trends en ontwikkelingen per thema worden de daarbij horende opgaven, kansen, denk- en oplossingsrichtingen geschetst. De trendstudie sluit af met een hoofdstuk waarin de handelingsperspectieven in het licht van herstel, toekomstgerichte ontwikkeling en lange termijn perspectief centraal staan. De boodschap is dat de nieuwe besturen moeten kiezen, prioriteren en handelen, niet alleen omdat er iets te kiezen valt en de coronacrisis de al langer bestaande grote maatschappelijke opgaven heeft vergroot, maar ook omdat met een herstelagenda perspectief geboden kan worden aan de inwoners.
Enkele highlights van de trendstudie zijn:
- De taken waar de gemeenten voor staan nemen toe, worden steeds belangrijker en ook ingewikkelder. Om vooral de kwetsbare burger beter te kunnen helpen en ondersteunen, is meer aandacht nodig voor de uitvoerbaarheid van beleid en de menselijke maat daarin.
- De maatschappelijke opgaven voor de overheden zijn uitdagend (duurzaamheidstransities, zorg, onderwijs, kansenongelijkheid, e.d.). De opgaven zijn ook uitdagend omdat de huidige transformatieve tijd, waarin de politieke partijen moeten opereren, ingewikkeld, verwarrend, onrustig en veeleisend is. Maar paradoxaal genoeg maakt juist de onrustige, onzekere en ongemakkelijke tijd de noodzakelijke verandering mogelijk. Daarbij is de rol van de overheid onmisbaar. Goede bestuurders en goed bestuur doen en nu meer dan ooit toe.
- De snel stijgende collectieve zorguitgaven zijn een “koekoeksjong” dat andere collectieve uitgaven (onderwijs, veiligheid, verbetering van de dijken, et cetera) in toenemende mate over de rand van het begrotingsnest zal drukken. Ook de gemeentelijke zorgtaken ontpoppen zich als een “koekoeksjong” dat het budget voor de beleidsvrije(re) taken leegeet.
- De potentiële beroepsbevolking zal tot en met 2023 nog licht toenemen om daarna te gaan dalen. Bestuurders, beleidsmakers en het bedrijfsleven staan voor de keuze om de tekorten op de arbeidsmarkt op te vullen met buitenlandse arbeidsmigranten of door de bestaande talenten beter te benutten met een hogere arbeidsproductiviteitsontwikkeling, hogere arbeidsparticipatie, minder deeltijdarbeid en het mobiliseren van het onbenutte potentieel.
- Regionaal-economische verschillen nemen toe. Verschillen in het regionale ondernemerschapsklimaat spelen daarin een grote rol. De veerkracht van de lokale en regionale economie kan worden vergroot door te investeren in de wendbaarheid en weerbaarheid van werknemers, permanente educatie, een grotere arbeidsmobiliteit, het bevorderen van cross-overs tussen gerelateerde sectoren en door te investeren in het ecosysteem voor ondernemerschap.
- De sterke groei van het aantal 80-plussers zal gepaard gaan met een grote toename van het aantal ouderen met een zorg en ondersteuningsvraag. Ondersteuning met goede woningen, huisarts, buurtsuper, openbaar vervoer, welzijns- en zorgvoorzieningen in wijk, buurt en kern. Samen met het Rijk is nú het moment voor de gemeenten om na te denken over de organiseerbaarheid en betaalbaarheid van de zorg in het algemeen en de ouderenzorg in het bijzonder.
- Op vele terreinen is de toenemende kansenongelijkheid zichtbaar, zeker ook wat betreft gezondheid, levensverwachting en gezonde levensjaren. De transformatiedoelen in het sociale domein (maatwerk, lichte ondersteuning waar dat kan, zwaarder als het moet, preventie) dienen aangepakt te worden vanuit realisme en de opgedane leerervaringen.
- Het besef is gegroeid dat ondermijning een groot maatschappelijk probleem is. De aanpak vergt een langjarige aanpak en lange adem waarbij ingezet wordt op het terugdringen van de internationale rol van Nederland op de drugsmarkt, het versterken van de strafrechtketen, maar ook op een sociaal-preventieve aanpak en het wegnemen van de voedingsbodem voor ondermijning in de samenleving.
- Om tot de benodigde miljoen extra woningen te komen, moet sneller worden gebouwd. Daarbij is het streven om jaarlijks 120.000 nieuwe woningen te bouwen; anderhalf keer de huidige bouwproductie. Er hangen echter meerdere donkere wolken (de verhuurderheffing, de stikstofproblematiek, het trage vergunningenstelsel e.d.) boven alle voornemens. Gemeenten moeten alles uit de kast halen om de plannen te concretiseren en tot uitvoering te brengen.
- De vele claims zorgen voor grote druk op de schaarse ruimte. De beschikbare ruimte dient slimmer te worden gebruikt: met menging van functies, met volgtijdelijk en meervoudig gebruik, met intensivering en met diversificatie.
- Het mobiliteitsbeleid dient er op gericht te zijn om meerdere maatschappelijke doelen (nabijheid van werk en voorzieningen, versterking economische structuur, het vergroten van de leefbaarheid e.d.) te realiseren en niet het reduceren van bijvoorbeeld de filelengtes of het aantal voertuigverliesuren.
- Het tussendoel om in 2030 één van de vijf woningen aardgasvrij te maken is te ambitieus. De gemeenten slagen er wel in om geleidelijk aan de CO₂-uitstoot van woningen terug te dringen. Wel moet het tempo omhoog en dienen meer middelen beschikbaar te komen.
- De klassieke ruimtelijke opgaven (stedelijke ontwikkeling, mobiliteit, natuur en landschap, ruimtelijke economie) moeten regionaal verbonden worden met de duurzaamheidstransities (klimaatadaptatie, energietransitie, landbouwtransitie en de transitie naar een circulaire economie).
Stedelijke trends en opgaven voor 2022 e.v.
"*" geeft vereiste velden aan
Managementsamenvatting
"*" geeft vereiste velden aan