Beelden als bouwstenen voor een duurzame toekomst op het platteland
Hoe maken we, onder druk van klimaatverandering, een gezonde leefomgeving op het platteland voor mens, plant en dier?
Vijf lessen voor een groene en duurzame omgeving
Breda is jarenlang een echte autostad geweest. Na de Tweede Wereldoorlog is veel open water gedempt en is de rivier de Mark om de binnenstad heen geleid, en daarvan profiteerde de auto. Nu wil de gemeente de binnenstad meer leefbaar en groener maken, met meer en betere verblijfsplekken. Daarom is besloten de gedempte Nieuwe Mark in het stadscentrum te herstellen. Dat past binnen de lokale en regionale ambitie van “de stad Breda, centraal gelegen in een groen park” en draagt bij aan doelstellingen als klimaatadaptatie, biodiversiteit, natuurinclusiviteit, innovatie, recreatie, toerisme, ontmoeting en verblijfskwaliteit.
Wat helpt, is dat het Seeligkwartier, het voormalige defensieterrein rondom de Fellenoordstraat, wordt herontwikkeld naar een nieuw groen stadsdeel voor wonen, werken en recreëren. Daardoor is het nu ook fysiek mogelijk om de rivier een open structuur te geven en te herleiden door het stadscentrum. “De tijd is rijp om nu deze vergroening door het centrum mogelijk te maken, inclusief publieke toegang voor een sloepentocht Rondje Breda”, aldus Klei.
Klei is niet de enige kartrekker van de ontdemping van de Nieuwe Mark. Het College van B&W, vooral wethouder Paul de Beer, en de hoofdontwerper Harold van den Broek trekken mee. Zij stemmen intern af met beleidsvelden zoals groenbeheer en het ingenieursbureau. De prettige samenwerking tussen wethouder De Beer en projectleider Klei, zowel in besluitvorming als in proactieve communicatie naar omwonenden, betrokkenen en externe partners, creëert een speelveld waardoor het project tot volle wasdom komt.
Draagvlak krijgen is daarbij een belangrijk onderdeel. “Het leuke van zo’n project is ook dat je bewoners moet betrekken en meekrijgen”, aldus Klei. Daarvoor is onder andere met afzonderlijke ateliersessies en webinars een aantal specialistische thema’s op de agenda gezet, zoals natuurinclusiviteit, recreatie en toegankelijkheid. De sessies waren informatief. Het ging volgens Klei bovenal om luisteren naar de ideeën van de deelnemers. “Dat spreekt mensen enorm aan en draagt bij aan het draagvlak.” Ook de input van specialisten bij dit soort sessies is belangrijk. “Met unieke thema’s trek je specialisten die out-of-the-box input en inzichten bieden. Vaak zitten daar onverwacht heel bruikbare tips tussen die in detail bijdragen aan het grotere geheel. Dat creëert draagvlak en eigenaarschap om van de vergroening een succes te maken en maakt dat een innovatief project ook succesvol kan worden.”
Het project wordt deels gefinancierd uit het gemeentelijk investeringsbudget. De directe baten zijn misschien lastig in geld uit te drukken. Wel worden indirecte extra inkomsten verwacht uit de aantrekkelijkere binnenstad, zoals nieuwe private investeringen, nieuwe inwoners, hogere OZB-opbrengsten, meer toeristen, meer horeca met bijbehorende werkgelegenheid en ook verbeterde natuurwaarden met stikstof- en CO2-reductie.
Voor het andere deel van de financiering is ook die blik naar buiten belangrijk. “Kijk buiten je organisatie, zowel voor subsidies, financieringsstromen als kennis en andere inzichten!”, tipt Klei. Zo leverde de zoektocht naar geld om het straatbeeld van gevel tot gevel te vergroenen het project Green Quays op. Als Urban Innovative Actions-initiatief (UAI) krijgt het vijf miljoen euro aan Europese subsidie voor innovatie en experiment in een lokaal samenwerkingsverband. Vijftig procent van het geld mag in de proeftuin besteed worden aan innovatieve producten, zoals groene kademuren, de andere vijftig procent is voor advies- en uitvoeringswerk. “Als het project mislukt, hoeven we de UAI-subsidie niet terug te betalen”, zegt Klei. “Dat is een geruststellend gevoel waardoor je ook dúrft te experimenteren.” Enige voorwaarde is wel dat Europa mag profiteren van de lessen uit het project, maar dat levert ook internationale aandacht voor Breda op.
Gemeente Breda startte met het Europese geld een samenwerking met TU Delft en Wageningen University, het Waterschap Brabantse Delta, een boomkwekerij en lokale en landelijke natuur- en milieuorganisaties. Dat bracht volgens Klei een enorme kwaliteitsslag op het hele integrale ontwerp. “Omdat je daarmee specialistische kennis binnenbrengt van constructie en materialen tot keuzes voor flora en fauna. Zonder hun kennis zouden we nooit zover zijn gekomen. Het is een illusie te denken dat het gemeentelijk apparaat al deze specialistische kennis in huis heeft. En dat is ook nergens voor nodig. Opleidingscentra staan te springen om praktijkprojecten waarin ze de wetenschappelijke theorieën kunnen toetsen aan de praktijk. Daardoor krijg je een gedeeld enthousiasme voor het project en vind je partners die willen meedoen, een kruisbestuiving die je met je interne organisatie nooit zo kunt organiseren.”
De samenwerking met externen zorgde voor een mooie bijvangst, omdat zij interne weerstanden makkelijker kunnen overwonnen door aan te tonen dat een dergelijke aanpak kan werken. Uiteindelijk droeg die samenwerking bij aan een integraal ontwerp. Zo bouwde Wageningen University in haar microklimaat-lab waarheidsgetrouw de kades van gevel tot gevel zijn na. Daardoor weet het projectteam bijvoorbeeld precies waar verblijfsplekken moeten komen. “Het is ons gelukt om heel breed en integraal dit project in te vullen op leefbaarheid, recreatie, klimaatbestendigheid, biodiversiteit en het toevoegen van maatschappelijke en economische waarde. Zo bereiden wij ons voor op het gebiedsgerichte werken in de NOVI en Omgevingswet.”
Roel Klei (gemeente Breda) is kartrekker en budgethouder van de herinrichting van het stadscentrum van Breda.