Sturen op ruimtelijke kwaliteit: durf keuzes te maken bij het combineren van opgaven
Mooi NL biedt handreikingen voor sturen op ruimtelijke kwaliteit. Drie opstellers vertellen waar de kansen liggen.
Officieel is alleen het college bevoegd om een programma vast te stellen. De programma’s moeten een uitwerking zijn van de omgevingsvisie. De rol die de raad hiernaast heeft is voornamelijk kaderstellend en controlerend. De raad heeft dus geen formele rol bij de totstandkoming van programma’s. Zeker op het moment dat het over nieuw beleid gaat dat nog geen onderdeel is van de omgevingsvisie, kan dit wringen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het programma warmte. De raad kan kaders meegeven over participatie, bijvoorbeeld hoe burgers en andere belanghebbenden betrokken zouden moeten worden bij het opstellen van een warmteprogramma. De gemeente Amsterdam heeft bijvoorbeeld een bewonerspanel en een keuzewijzer ingezet. Ook in de gemeente Rotterdam betrekt de gemeente belanghebbenden bij hun warmteprogramma in zogenaamde ‘partneroverleggen’. Deze overleggen zijn met verschillende sectoren, zoals woningcorporaties, energiecoöperaties en warmtebedrijven. Later gaat de gemeente ook gesprekken voeren met bewoners.
Het staat elke gemeente vrij om op verschillende manieren de raad te betrekken bij het op- en vaststellen van programma’s. De kunst is dus voor elke gemeente om de beste manier te vinden op dit te doen. Zo is in Apeldoorn er een intensievere vorm van samenwerking ontstaan tussen de raadsleden en ambtenaren die aan de warmtetransitie werken.
In Apeldoorn komen de ambtenaren en raadsleden tweemaandelijks samen in een raadswerkgroep warmtetransitie. Zo blijft de raad goed bijgepraat over de ontwikkelingen die het ambtelijke team maakt in het programma warmte. Tien van de dertien raadsfracties zitten in deze werkgroep, die eens in de zes tot acht weken bijeen komt. Als blijkt dat de raadsgroep wil informatie wil over een bepaald onderwerp, dan bereiden de ambtenaren dit voor. Zo voorkomen ze dat de gemeenteraad beslissingen moet nemen over ingewikkelde onderwerpen waar ze te weinig bij betrokken zijn geweest. De manier waarop de projectgroep het gesprek aangaat, zonder politieke lading maar via een dialoogvorm, werkt hierbij heel goed.
Een omgevingsprogramma is een van de zes kerninstrumenten van de Omgevingswet. Het is een flexibel instrument, dat zich richt op specifieke thema’s, gebieden of sectoren en bevat concrete maatregelen om de leefomgeving te beschermen, beheren, gebruiken en ontwikkelen. In de geest van de Omgevingswet bevatten programma’s het thematische of gebiedsgericht fysieke beleid.
Programma’s vormen de brug tussen beleidsontwikkeling en uitvoering. Ze helpen overheden om hun beleidsdoelen te realiseren door middel van gerichte acties en samenwerking. Programma’s zijn zelfbindend. Dat betekent dat alleen het opstellende bestuursorgaan zich aan dit programma moet houden. Het legt dus geen directe verplichtingen op aan burgers of bedrijven. Het programma kan burgers en bedrijven wel stimuleren om bij te dragen aan de doelstellingen. In de geest van de Omgevingswet zou al het fysieke beleid in programma’s moeten landen. Omdat het college het bevoegde gezag is om omgevingsprogramma’s vast te stellen, rest de gemeenteraad alleen nog maar de omgevingsvisie om fysiek beleid vast te stellen.
Omgevingsprogramma’s kunnen verplicht of vrijwillig zijn. Er bestaat ook een programmatische aanpak. Dit is een combinatie is van een programma en regels.
Het opstellen van programma’s vraagt dus een zorgvuldig samenspel tussen ambtenaren, raadsleden en het college om samen tot gedragen programma’s te komen. Tegelijkertijd is het belangrijk om snelheid in het proces te houden. Eind 2026 moeten gemeenten een omgevingsvisie vast hebben gesteld, waaruit verschillende programma’s voortkomen. Hieronder valt een aantal verplichte programma’s, zoals het warmteprogramma en het volkshuisvestingprogramma. Beide moeten eind 2026 gereed zijn. Zie hieronder voor een lijst van verdere verplichte programma’s die er snel aankomen voor decentrale overheden.
Gemeenten
Provincies
Waterschap
Gemeenten zijn nog in verschillende fases wat betreft het opstellen van programma’s. De gemeente Gooise Meren heeft een programma Biodiversiteit opgesteld. De gemeente Súdwest-Fryslân heeft een programma voor Klimaatadaptatie opgesteld. De provincie Noord-Brabant heeft een dashboard gemaakt voor de gezonde leefomgeving om doelen uit programma’s te kunnen monitoren. Zo houden ze overzicht over wat de effecten van verschillende programma’s zijn op hun beleidsdoelen. De gemeente Zwolle moet nog stappen maken in hoe zij verschillende beleidsniveaus in één document samenvoegen. De gemeente Deventer is hier al verder mee, en heeft al het bestaande thematische beleid ondergebracht in de omgevingsvisie of een omgevingsprogramma.
Om het onderscheid in type instrumenten te maken, heeft de gemeente Deventer al het ‘oude beleid’ ingedeeld in drie onderdelen: omgevingsvisie, omgevingsprogramma’s en omgevingsplannen. Strategisch beleid hoort in de omgevingsvisie, beleid dat een uitwerking is moet een programma worden en beleid dat concrete regels bevat moet in het omgevingsplan. Door deze exercitie te doen, kwam de gemeente erachter dat veel beleid achterhaald was. Ook werden de drie verschillende instrumenten helderder door de opruimactie. Dit maakt het makkelijker om bij nieuw beleid te bepalen met welk instrument dit moet worden vastgesteld. De ambtenaren hebben nu verschillende processen opgesteld hoe ze iedereen meekrijgen in het opstellen van de omgevingsvisie en omgevingsplannen, en hebben hiermee ook de eerste omgevingsprogramma’s vastgesteld.