Aanpak van ongewenste leegstand door gemeenten: leren van de Vlaamse praktijk
In Vlaanderen werkt een leegstandbelasting succesvol, is dit ook een oplossing voor Nederland?
In samenwerking met
Eens, we moeten transformeren. Maar…
Om dit te kunnen doen zijn er transformatiegelden, subsidieregelingen en voor de gemeenten vooral heel veel SPUK’s (specifieke uitkeringen), waaronder het IZA. De ervaring leert ons echter dat deze tijdelijke vormen van financiering meer tégen dan mee werken in de transformatie. Het zijn verschillende financieringsregelingen in verschillende domeinen. Ze hebben veel te strak afgebakende eisen en doelstellingen, zodat de plannen in het format van de regeling moeten passen en niet bij de aanpak die nodig is. Er is onvoldoende tijd om goede, met inwoners en partners opgestelde, aanpakken met impact te ontwikkelen; alles moet snel. Er is veel bureaucratie bij het invullen van formulieren en het maken van positieve businesscases met een relatief korte terugverdienperiode. Er wordt gestuurd op output en resultaat-KPI’s, in plaats van op leren en experimenteren (of zelfs ten koste daarvan!). Gaan we ‘echt’ transformeren of gaan we ons met z’n allen blindstaren op de (IZA-)transformatiegelden en de SPUK-aanvragen, met hooguit een optimalisatie van de huidige situatie als resultaat?
Dreigen we de bedoeling van dit alles direct te verliezen?
Dit is waarom we moeten veranderen: we moeten met elkaar zorgen dat er in 2040 nog zorg is voor iedereen die dat nodig heeft. En dat doen we door aan grofweg drie knoppen te draaien: ervoor zorgen dat mensen zo lang mogelijk gezond (kunnen) leven, de zorg robuust maken en ervoor zorgen dat mensen op de goede plek geholpen worden. Dit vraagt om verandering van ons als (gemeenschappen van) mensen, van domeinen (en de samenwerking daartussen), van organisaties en professionals, van wet- en regelgeving, financiering, digitalisering, en meer. We zien organisaties, professionals en inwoners die echt anders willen en de noodzaak inzien om het fundamenteel anders te doen.
Maar inmiddels zien we de frustratie toenemen en gaan er veel alarmbellen bij ons en onze opdrachtgevers af. Want bijvoorbeeld de huidige inrichting van het IZA doet geen recht aan de opgave waar we voor staan en helpt niet genoeg om aan die knoppen te draaien. Al die bevlogen mensen… ze lopen vast in het (aanvraag)proces. Ze krijgen geen ruimte om samen waardevolle experimenten neer te zetten. Domeinoverstijgend werken wordt bijna onmogelijk gemaakt doordat het bijvoorbeeld lastig blijkt om middelen aan het sociaal domein/gemeente toe te kennen (ook niet met het recentelijke ‘addendum’). Of dit de transformatie brengt: zeer waarschijnlijk niet. Het is eerder symptoombestrijding dan de noodzakelijke oorzaakbestrijding. Een extra bedreiging: de activiteiten in de sociale basis, die bijdragen aan de opgaven, staan onder druk. Door het ‘ravijnjaar’ zien we dat er veel bezuinigd wordt, waarschijnlijk juist in het sociaal domein. Onder deze omstandigheden ervaren we dat de gemeenten worstelen met hun rol in en betrokkenheid bij het IZA.
Transformeren: hoe dan wel?
Of er nu landelijke akkoorden en financieringsmogelijkheden zijn of niet, de complexe opgave waarvoor we staan verdwijnt niet. Sterker nog: die wordt groter. Dus laten we doen wat nodig is, in plaats van ons te richten op wat in een format of beoordelingskader past. Laten we onze focus leggen op de inwoners en de professionals uit de frontlinie, en vragen wat zíj nodig hebben. Ontwikkel je eigen transformatieplannen met minder beperkende kaders. Doe dit niet alleen en overhaast; neem de tijd, zoek naar partners en draagvlak bij mensen die écht mee willen doen: een coalition of the willing. Niet iedereen hoeft het met je eens te zijn of met je mee te gaan; bouw doe-ruimte in, in plaats van overlegruimte. Probeer niet voor alles een ‘potje’ geld te vinden, maar kijk ook naar hoe je bestaand beleid en bestaande middelen slim en effectief aan elkaar kunt verbinden. Te veel (extern) geld kan transformatie blokkeren, dus kijk naar wat je nu al anders kan doen. Accepteer ook (of omarm zelfs) dat het kan tegenzitten of zelfs helemaal mislukken. In het kader van transformeren leren we juist van kleine al dan niet geslaagde experimenten dan van projecten die gericht zijn op het verbeteren van het bestaande.
Om te kunnen leren en transformeren is er ruimte nodig. Als we deze niet vinden in de SPUK’s, laten we dan kijken naar mogelijkheden erbuiten. We pleiten niet voor het afschaffen van de extra financiële middelen, die zeker ook nodig zijn. We doen een oproep om te stoppen met de focus en te veel kaderen/reguleren van financiën (bijvoorbeeld businesscases). We moeten meer aan de slag buiten het keurslijf van de SPUK’s en het transformatiebudget, met minder centrale aansturing op lokale/regionale plannen. Want het moet echt anders. Daar zijn we het in elk geval over eens.
BMC’ers Angela Vos, Bas van der Heijden en Chantal Dirkes werken alle drie op de een of andere manier in en aan deze transformatie. Dit doen ze voor verschillende opdrachtgevers in de zorg en in gemeenteland, en altijd met hetzelfde doel: helpen om de zorg in Nederland te verbeteren en voor te bereiden op de toekomst en ervoor te zorgen dat iedereen in Nederland dezelfde kansen krijgt om gezond op te groeien en te leven.