Sturen op ruimtelijke kwaliteit: durf keuzes te maken bij het combineren van opgaven

30 september 2024 | Leestijd: 5 minuten
Hoe stuur je binnen de openbare ruimte op ruimtelijke kwaliteit? Het programma Mooi Nederland geeft met drie handreikingen handvatten voor ruimtelijke ontwikkeling van naoorlogse wijken, stedelijke knooppunten en groenblauwe netwerken. Drie opstellers van de handreikingen vertellen waar koppelkansen liggen en waarom de praktijk vaak zo weerbarstig is.

Auteur(s)

Rob Hendriks

In samenwerking met

Nederland staat voor grote ruimtelijke opgaven: van woningbouw, tot energietransitie en het inspelen op klimaatverandering. Veel opgaven vragen om ruimte, waarbij er veel moet gebeuren op een klein oppervlak. Dat vraagt om slimme combinaties om zo goed mogelijk met de schaarse ruimte om te gaan. Vanuit programma Mooi Nederland worden handreikingen ontwikkeld om gemeenten hiermee op weg te helpen. Drie van deze handreikingen geven concrete handvatten voor ontwikkeling van stedelijk gebied.

Ton Venhoeven, architect en directeur van VenhoevenCS, werkte mee aan de handreiking Stedelijke knooppunten in breder perspectief. Venhoeven: “In de Nota Ruimte is het heel belangrijk dat we ook naar binnenstedelijk bouwen kijken. Dat vraagt om een brede blik. Als je alleen maar over je woningbouwprogramma, uitsluitend over bereikbaarheid of enkel over het groen in de stad praat, kom je er niet.  Je hebt echt een integrale benadering nodig. Door opgaven slim te stapelen, bereik je meer.”

Praktijk is vaak complex

Gemeentes worden dan ook steeds vaker gevraagd om opgaves te combineren, maar dit blijkt in de praktijk vaak complex. “Veel gemeentes zijn er niet op ingericht”, zegt Rens Wijnakker, landschapsarchitect en partner bij FABRICations. “Wij werken momenteel voor een gemeente aan een stuk dat hun beleidsvorming over groen-blauwe structuur moet stroomlijnen. De gemeente heeft veel verschillende afdelingen in verschillende hoeken van het gebouw. Alleen al om die reden zie je dat verschillende mensen vanuit diverse invalshoeken aan vergelijkbare beleidsstukken werken.”
“Daarnaast zie je dat de budgetten zijn geoormerkt”, vervolgt Wijnakker. “Dat maakt het moeilijk om de meerwaarde van een gecombineerde aanpak te realiseren, die in principe soms zelfs zonder extra kosten mogelijk is.  Als er bijvoorbeeld een budget is voor riolering, dan mag je dat in een aantal gevallen niet investeren in bijvoorbeeld infiltratie van regenwater zodat je minder riolering nodig hebt. Er wordt al heel lang over ontschotting gesproken, maar het is nog steeds niet de realiteit.”

Wethouders tijdig betrekken

Willen we als stedenbouwkundigen de integrale aanpak in goede banen leiden, dan moeten we op tijd de verschillende wethouders erbij betrekken en het commitment krijgen”, vult Venhoeven aan. “Vanaf de eerste dag – liever nog dag nul – moet je dat op de kaart zetten. Daarna ben je te laat. Want dan zit je met het ambtelijk middenkader aan tafel en met de projectmanager die helemaal geen ingewikkelde dingen wil omdat de business case al is opgesteld. Dan zijn alle kansen verkeken.”

Tess Broekmans, stedenbouwkundige van Urhahn stedenbouw en strategie en hoogleraar Urban Design aan de TU Delft, werkte aan de handreiking Transformatie naoorlogse wijken. Zij beaamt dat schotten binnen gemeenten en tussen partijen vaak een belemmering vormen voor een integrale aanpak. “Voor de riolering is geld gereserveerd, dat is in beheercycli geborgd. Maar het vraagt om samenwerking om tegelijk de inrichting bovengronds aan te passen. Daarnaast is regelgeving vaak de aanleiding om aan de slag te gaan in een wijk. Zo zijn corporaties nu massaal aan de slag om woningen met een slecht energielabel te verbeteren. Welke transities kunnen daaraan gekoppeld worden?”

Het proces om met al deze transities om te gaan, hoeft niet eens zo ingewikkeld te zijn, vinden de ontwerpers. Zij doen hier in hun handreikingen aanbevelingen voor. Broekmans: “Kort gezegd komt het erop neer dat je om te beginnen eerst met alle betrokkenen om tafel gaat zitten en inventariseert wat er speelt in een wijk. En welke ontwikkelingen misschien op elkaar aansluiten. Bekijk ook goed welke maatregelen eerder al genomen zijn: wat lukte wel en wat niet?  Op die manier zorg je ervoor dat de integraliteit al vanaf het begin is geborgd.” Venhoeven sluit zich hierbij aan. “Bepaal vanuit de verschillende invalshoeken wat de huidige stand van zaken en wat de ambitie is. Dan krijg je een integraal programma van eisen. De verschillende wethouders die daarbij betrokken zijn, moeten vervolgens samen beslissen.”

Groot gat

Tijdens het onderzoek voor de handreiking Transformatie naoorlogse wijken, ontdekte Broekmans dat er een gat zit tussen het sociale en het fysieke domein.  “Die twee beleidsterreinen hebben een andere blik en spreken een andere taal. Tijd speelt daarin een belangrijke rol. Het sociale domein is met de korte termijn bezig vanwege de urgentie die er vaak is. Mensen zijn bijvoorbeeld dakloos of hebben andere problemen. Vanuit het fysieke domein zijn we altijd met de lange termijn bezig. Voordat die nieuwe woning er staat, ben je tien jaar verder.  Maar als je als bewoner een woning hebt waar de schimmel op de muren staat, dan heb je niet zoveel aan een woning die er pas over tien jaar staat. Sociaal en fysiek kunnen van elkaar leren: sociaal zou wat meer naar de lange termijn moeten kijken, want echte oplossingen gaan over generaties en bereik je pas door te investeren in onderwijs en begeleiding naar werk. Vanuit het fysieke domein moeten we ons afvragen hoe we ook op korte termijn impact kunnen maken. Als dat lukt, krijgen we bewoners mee in de transitie.”

De beleidscyclus van de Omgevingswet geeft gemeenten duidelijke handvatten om met een integrale aanpak aan de slag te gaan, vindt Wijnakker. Een deel daarvan wordt ook in de handreikingen benoemd. “De Omgevingswet plaatst al het beleid waar je als gemeente aan werkt in een heel helder perspectief. In theorie moet dat werken. Maar in de praktijk zie je vaak dat er in een eerder stadium al keuzes voor de komende jaren zijn gemaakt en vastgesteld. Dat zit in de dynamiek van een gemeente.”

Keuzes durven maken

Ook tussen projecten en de omgevingsvisie zit een gat. Sommige gemeenten noemen dit de ‘tactische laag’, weet Broekmans. “De abstracte omgevingsvisie beschrijft prachtige doelen, maar op basis van die omgevingsvisie kun je lastig keuzes maken en prioriteiten stellen. Dat hebben we bij een aantal interviews voor de handreiking over naoorlogse wijken duidelijk naar voren zien komen. De oplossing zit deels in keuzes durven maken. Dat is best moeilijk: door de stapeling van opgaven overziet niemand meer het geheel. Als ambtenaren er met elkaar niet uitkomen, dan ligt die taak bij de betrokken wethouders. Ontwerpers kunnen gemeenten helpen keuzes inzichtelijk te maken en afwegingen mee te geven. De handreikingen laten zien waar koppelkansen liggen, ze geven geen blauwdruk voor gemeenten. Ze helpen in het proces om tot toekomstbestendige gebieden te komen.”

In oktober en november organiseren Mooi Nederland en Platform31 een reeks bijeenkomsten voor professionals die willen inzetten op ruimtelijke kwaliteit bij gebiedsontwikkeling en de ruimtelijke inpassing van energie-infrastructuur.  De deelnemers gaan aan het werk met drie handreikingen die Mooi NL in 2023 publiceerde. Deze handreikingen zijn een bron van inspiratie voor de ruimtelijke vertaling van transities. Tijdens de bijeenkomsten helpen we professionals praktisch op weg bij het maken van de hiervoor benodigde keuzes, bij het slim koppelen van opgaven en bij het toepassen van innovatieve oplossingen.

Interessant? Meld je dan aan voor één of meer bijeenkomsten op:

Contact

Nico van Buren 06 23 01 28 28 LinkedIn

Ontvang nieuws van Platform31

Nieuws, publicaties en bijeenkomsten van Platform31 automatisch in jouw mailbox? Meld je dan aan voor onze tweewekelijkse nieuwsbrief over actuele ontwikkelingen in stad en regio.

Bekijk al onze nieuwsbrieven en updates

"*" geeft vereiste velden aan