De toekomstbehendige overheid: ambtelijk vakwerk als antwoord op complexiteit
De veelheid aan transities en crises vraagt geen versimpeling, maar toekomstbehendigheid. Een essay met bouwstenen en inzichten.
Het gebied Leeuwarden Oost, met ongeveer 36.000 inwoners, verdient extra aandacht van gemeente en maatschappelijke partners om de leefbaarheid en veiligheid voor bewoners te verbeteren en de kloof met andere wijken te kunnen dichten. In dit gebied woont ruim 55% van de bijstandspopulatie van de stad. De gemeente is in november 2020 begonnen aan het bouwen van een coalitie van ruim 50 partijen (van politie tot zorgverzekeraar) die samen een ambitiedocument hebben opgesteld voor het gebied. Nu, ruim een jaar later, staan de eerste contouren van het programmaplan overeind. Het programmaplan bouwt voort op wat er al leeft en gebeurt in het gebied, maar pakt ook een groot aantal nieuwe ambities op. De focus ligt hierbij op een meerjarige aanpak voor de nieuwe generatie.
In gesprek met Marloes Schreur, programmamanager stedelijke vernieuwing bij de gemeente Leeuwarden, vertelt ze over hoe in dit programmaplan specifieke aandacht is gegeven aan nieuwe financieringsvormen die leiden tot een duurzame financieringsstrategie.
“Als we alles optellen wat we investeren vanuit reguliere budgetten (Wmo, Wlz, Zorgverzekeringswet, Jeugdwet en de Participatiewet), dan gaat er jaarlijks ruim 200 miljoen naar het gebied Leeuwarden Oost”, vertelt Schreur. “We zien echter dat heel veel financiering aan de ‘achterkant’ zit en niet aan de ‘voorkant’. Het geld wordt pas besteed nadat er een indicatie is afgegeven. Omdat we een 20-jarige aanpak voor ogen hebben, willen we er graag naartoe werken dat veel van die financiering van de achterkant naar de voorkant gaat, om zo een preventieve werking mogelijk te maken. De besparing willen we terug laten vloeien in het gebied. Om dit te kunnen ontwikkelen, moeten we nieuwe dingen proberen. Het vermogensfonds FNO denkt met ons mee over de manieren waarop we een overkoepelende financieringsstrategie kunnen organiseren. Deze samenwerking zorgt dat we experimenteerruimte hebben om anders te financieren. Als overheid is het namelijk soms lastig om te experimenteren vanuit het bestaande pakket aan taken en verantwoordelijkheden. Het experimenteren met nieuwe financieringsmogelijkheden is voor FNO ook relevant, omdat dit voor hen ruimte biedt om te ontdekken hoe ze hun budgetten effectiever kunnen investeren. De wijze waarop zorg nu is ingericht, lijkt onbetaalbaar te worden. Zij zien ook dat het anders moet.”
In samenwerking met FNO voert de gemeente Leeuwarden verschillende verkenningen op het gebied van resultaatfinanciering. Resultaatfinanciering houdt in dat aanbieders (meestal) achteraf worden betaald voor het resultaat dat behaald is. Dit lijkt een logische en al gebruikelijke werkwijze, maar in de praktijk worden uitvoeringsorganisaties veelal gefinancierd voor hun activiteiten in plaats van het te behalen resultaat. Door financiering te koppelen aan resultaten zetten gemeenten automatisch ook meer in op het meten van resultaten. Om resultaatfinanciering mogelijk te maken is het belangrijk dat er met de betrokken partijen afspraken worden gemaakt over welke resultaten centraal staan. Ook moet er nagedacht worden over hoe deze resultaten gemeten worden en welke financiële waarde ze vertegenwoordigen. De gemeente onderzoekt daarnaast hoe de effecten op de lange termijn inzichtelijk gemaakt kunnen worden. Als gemeente kun je zo sturen op resultaten met een grote (positieve) maatschappelijke impact. Ook biedt het de mogelijkheid om sociale of ecologische waarden (zoals plezier in je werk) een financiële waarde toe te kennen. Het is hierbij wel belangrijk dat gemeenten een bredewelvaartperspectief meenemen in het meten van resultaten. Schreur vertelt: “Binnen de vier programmalijnen die we hebben opgesteld (leren, werken, wonen en gezondheid) zien we op dit moment voor resultaatfinanciering de meeste potentie op het gebied van ‘werk’.”
In de praktijk: van baangaranties en het wegnemen van drempels tot bewonersbedrijven
Vanuit het programma Leeuwarden Oost zijn er nu drie lijnen opgezet waarin geëxperimenteerd gaat worden met resultaatfinanciering. Schreur vertelt erover: “De eerste lijn is gericht op baangaranties. We willen een ervaringslijn ontwikkelen van basisschool tot vaste baan. Er zijn verschillende momenten in de keten die grote invloed hebben op het al dan niet vinden van een baan. Bijvoorbeeld het ‘afronden van een opleiding’, de ‘matching met een baan’ en ‘blijven in de baan’. Je kunt in de keten dus een heel zichtbaar resultaat boeken. Binnen resultaatfinanciering wordt de aanbieder niet meer betaald voor de caseload, maar voor het resultaat dat is bereikt met de bewoners. Hierin willen we ook onderscheid maken tussen de zwaarte van de case en de waarde van het resultaat (bijvoorbeeld iemand aan werk helpen die tien jaar in de bijstand heeft gezeten levert meer op dan iemand die slechts één jaar een bijstandsuitkering ontving). We willen in deze lijn ook verkennen of het mogelijk is om niet alleen samen te werken met de reguliere aanbieders. We hopen juist zzp’ers en andere innovatieve initiatieven in het gebied te kunnen betrekken in de uitvoering.”
“In de tweede lijn gaan we aan de slag met het wegnemen van drempels naar werk binnen het Gezinslab.” Schreur vertelt dat er een aantal drempels bestaan die het lastig maken om mensen duurzaam richting werk te krijgen. “Bijvoorbeeld de voorwaarden die er bestaan om te studeren tijdens de bijstand of het ontbreken van kinderopvangtoeslag tijdens een opleiding. Ook de fouten die gemaakt worden bij verrekeningen van bijstand en inkomen ziet de gemeente als drempel om mensen duurzaam aan het werk te krijgen. Er wordt nu al geëxperimenteerd met de maatwerkmethode. Via ontschottingsbudgetten (eerder ook mede mogelijk gemaakt door de zorgverzekeraar) krijgt de gemeente in specifieke casussen nu geld los om een doorbraak te creëren. Een casus krijgt een businesscase waarin de investering onderbouwd wordt met de uiteindelijke besparing. In de businesscase wordt ook rekening gehouden met eventuele kostenposten die kunnen ontstaan in de toekomst. Toch zien we gemiddeld een forse besparing ontstaan (8.000 euro) per casus. Investeren in bestaanszekerheid rendeert en kost niet veel. En hoewel dit bij de start niet direct ons doel was, is onze ervaring dat de maatwerkmethode voor de bewoners zelf vaak ook financiële winst oplevert”, aldus Schreur. Daarom ziet de gemeente kansen om met resultaatfinanciering de maatwerkmethode door te ontwikkelen om de financiering op de lange termijn te bestendigen. Schreur stelt wel: “We zien echter dat het door de positieve businesscase wel van groot belang is dat we ervoor waken dat we van mensen geen product maken. Maatwerk en aandacht voor de context van het dagelijks leven van mensen is hierbij van groot belang.”
Schreur vertelt: “In het gebied zien we verschillende casussen waarbij het toepassen van maatwerk opeens zorgt voor een doorbraak. Bijvoorbeeld een autoloze man die al lang in de bijstand zat, maar een baan met onregelmatige diensten in het buitengebied vond. Door het ontschottingsbudget te gebruiken konden we investeren in een auto en een doorbraak creëren voor deze man, die nu duurzaam werk heeft. Doordat een uitkering hoge kosten met zich meebrengt, ontstaat er bovendien een positieve businesscase. In een ander voorbeeld zagen we een jonge vrouw die veelvuldig opgenomen en behandeld is tegen anorexia. Haar ouders gaven aan dat een hulphond wellicht heel goed zou kunnen helpen, maar deze kosten vielen niet binnen de verzekering. We hebben samen met de verzekeraar gekozen om haar centraal te zetten en het systeem te laten volgen door te financieren vanuit het ontschottingsbudget. Inmiddels eet ze meer, gaat ze weer naar school en is het gezin minder stressvol belast. Ook hier zien we een positieve businesscase ontstaan, omdat het alternatief (in haar geval een ineffectieve ggz-behandeling en opname in het ziekenhuis) ook hoge kosten met zich meebrengt.”
“En in derde lijn werken we met een aantal wijk- en bewonersbedrijven die al ver zijn doorontwikkeld in Leeuwarden Oost. Deze initiatieven helpen veel mensen met een opstap naar werk. Soms duren de re-integratietrajecten lang, maar uiteindelijk lukt het ze toch om mensen weer in het ritme te krijgen, zelfvertrouwen op te laten bouwen en soms duurzaam aan werk te helpen. Ook hier zien we kansen voor resultaatfinanciering. Er loopt nu een eerste verkenning waarbij we kijken of resultaatfinanciering mogelijk en passend is. In dat geval zouden wijk- en bewonersbedrijven extra financiering kunnen krijgen op basis van het resultaat in het gebied (schonere buurt) of aantal mensen dat zich verder ontwikkelt. Deze ontwikkeling uit zich in betere resultaten op diverse gebieden als leren, werken, wonen of een betere gezondheid.”
De plannen voor resultaatfinancieren op deze drie lijnen maken onderdeel uit van een grotere duurzame financieringsstrategie. Ambitie in het programmaplan is om voor de uitvoering niet in te zetten op één vorm van financiering, maar te bouwen aan een zelf bedruipende financiële infrastructuur in het gebied. Zo wordt er naast het resultatenfonds ook gezocht naar andere manieren om pilots te financieren en samengewerkt om een investeringsfonds voor het gebied te vormen. Op deze manier worden initiatieven minder afhankelijk van ‘potjes geld’ of de politieke dynamiek. Zo investeert de gemeente Leeuwarden in de bestendigheid die de initiatieven in het gebied verdienen.
Marloes Schreur is programmamanager stedelijke vernieuwing bij de gemeente Leeuwarden.
Meer weten over gebiedsgericht en integraal werken in de wijk? Het platform WijkWijzer biedt beleidsmakers, wijkprofessionals en actieve bewoners een bundeling van relevante inzichten, publicaties en praktijkvoorbeelden over gebiedsgericht werken.