Victor Everhardt wordt nieuwe voorzitter van Divosa
Directeur-bestuurder verlaat Platform31 na drie jaar van belangrijke inzet voor een solide organisatie met een sterk profiel.
Handreiking sociale duurzaamheid in collegeprogramma’s 2014 – 2018
Sociale duurzaamheid betekent dat mensen in staat zijn of worden gesteld om deels met steun van de juiste professionele instanties, maar juist ook met gebruikmaking van hun sociale verbanden hun problemen op te lossen en – waar mogelijk – vooruit te komen. Gemeenten worden verantwoordelijk voor de mensen zonder werk, de zorg en de jeugd. Twee vragen domineren hun beleidagenda: hoe tackelen we het probleem van werkloosheid en non-participatie, en hoe geven we optimale zorg en steun aan (jonge) mensen die zichzelf even niet of langdurig kunnen redden?
Door te draaien aan een of enkele knoppen die in de handreiking zijn beschreven kan een gemeente de strategie bepalen hoe zij deze vragen binnen hun mogelijkheden kunnen beantwoorden. Een simpele one-size-fits-all instructie voor alle gemeenten past hierbij niet. Daarvoor zijn de verschillen tussen gemeenten te groot. Bij de ene gemeente moet het roer wellicht vrij fundamenteel om en past een stevige draai aan één of enkele van de knoppen, bij een andere gaat het slechts om subtiele fine-tuning.
1. Een visie voor de lange en korte termijn
De herordening van het sociale domein vraagt een visie die verdere reikt dan vandaag. Wat is de stip op de horizon? Tegelijkertijd is het verstandig om niet alleen visionair maar ook praktisch te zijn. Wat is het tijdpad voor de langere en korte termijn? Welke eerste stappen wil men perse in de komende collegeperiode zetten?
2. Versterking van de informele steunnetwerken van burgers
De afgelopen jaren hebben we de opkomst gezien van begrippen als Do-it-yourself, zelforganisatie en burgerkracht. Het is belangrijk de ‘kracht’ daarvan op waarde te schatten en ondersteuning, activering en zorg zo te organiseren dat ze aansluit bij de wensen van de burger en zijn informele netwerk. Belangrijk is om de vaak grote verschillen te zien in zelfredzaamheid van burgers en de verschillen tussen wijken van steden en dorpen op het platteland.
3. Versterking van de formele sociale infrastructuur
De transities in het sociale domein bieden een uitgelezen kans de bestaande formele sociale infrastructuur te verbeteren en afscheid te nemen van routineuze, bureaucratische organisaties, van heilige huisjes en muurvaste schotten. Belangrijk is dat gemeenten ruimte bieden voor nieuwe toetreders maar ook bestaande instellingen die zich weten te vernieuwen op waarde blijven schatten. De verbinding met de informele netwerken van burgers is hier cruciaal.
4. Vernieuwing van de gemeentelijke organisatie
De nieuwe opgaven vragen van de gemeente om zich als organisatie te vernieuwen. Hier liggen kansen om beleid te voeren dat beter aansluit bij de logica van burgers. Hierbij pas zowel gepaste bescheidenheid als lef. Alles overhoop halen is weinig productief, maar alles bij het oude laten evenmin.
5. De organisatie van het lerend vermogen
Een succesvolle transitie kan niet zonder durf om daarbij ook fouten te durven maken. En hoewel de rijksoverheid als systeemverantwoordelijke inzicht blijft vragen in behaalde resultaten, is het wenselijk om de gemeentelijke rapportagestructuur dienstbaar te maken aan het lerend vermogen. Maak optimaal gebruik van leerervaringen van eigen ambtenaren en sociale professionals. Juist om uiteindelijk de stip aan de horizon – een sociaal duurzame samenleving – zo dicht mogelijk te naderen. Het kan anders en beter binnen het sociaal maatschappelijke domein.
De handleiding is gemaakt door het meeting point sociale duurzaamheid.
"*" geeft vereiste velden aan