Van verlaten verzorgingshuis naar appartementen met een Zorgbutler
Zorgbutler biedt senioren met een kleine portemonnee en dito begeleidingsbehoefte woonruimte in sociale huursector.
De droom van Tahrioui is om samen met toekomstige bewoners een woonomgeving te creëren die eenzaamheid tegengaat en goed aansluit bij de specifieke wensen van Marokkaanse migrantenouderen. Wat zijn dat dan voor wensen? “De open of gesloten keuken bijvoorbeeld, dat is vaak een punt van discussie en zeer cultuurafhankelijk.” Marokkaanse ouderen hebben een sterke voorkeur voor een gesloten keuken. Met dit soort zaken probeert Tahrioui rekening te houden in de toekomstige woningen, maar hij is ook realistisch: ‘’De wensen hebben we al wel wat bijgesteld, het is al ingewikkeld genoeg het van de grond te krijgen.’’
Over hoe ingewikkeld dit is en wat er allemaal bij komt kijken, heeft Tahrioui veel te vertellen. Vanuit stichting Attifa biedt hij al jaren dagbesteding en thuiszorg aan migrantenouderen, maar het opzetten van een woongemeenschap is andere koek. Het is vooral erg complex en kost veel tijd. Waar zit hem dat zoal in? In de vier jaar dat ze actief bezig zijn met het opzetten van de woongemeenschap is er veelvuldig contact geweest met de gemeente Utrecht. Tahrioui: “We zijn naar inspraakavonden van de gemeenteraad geweest, hebben vaak op politiek-bestuurlijk niveau gesproken en er zijn goede contacten met de wethouder. De gemeente Utrecht vindt dat dit soort initiatieven beter gesteund moeten worden.” Maar ondanks deze positieve geluiden heeft dit nog weinig concreets opgeleverd. “Ik moet soms zelf echt een beetje opletten dat ik niet negatief word”, zegt Tahrioui.
Ook is contact gezocht met ouderenorganisaties, andere woongemeenschappen en kenniscentra. Zo kwam Harry Moeskops, voorzitter van het kenniscentrum voor gemeenschappelijk wonen oudere migranten WoonSaem, in beeld. Moeskops ondersteunt Tahrioui bij de ontwikkeling van de woongemeenschap en is ook bij dit gesprek aanwezig. Hij herkent de gemeentelijke obstakels waartegen Tahrioui aanloopt. “In beleidsnota’s van grote gemeenten staat dat aandacht aan dit soort initiatieven gegeven moet worden.” “Maar”, vervolgt Moeskops, “de stap die daarna moet worden gezet blijkt heel erg moeilijk.” Tahrioui vult aan: ‘’Iedereen is bezig vanuit het abstracte. Te weinig met en vanuit praktijk. Je kunt niet wachten totdat het gehele beleid is uitgestippeld. De wereld gaat gewoon verder.’’ Belangrijk punt is bijvoorbeeld dat er nog altijd geen definitieve locatie voor de woongemeenschap is vastgesteld. Ze hopen op een locatie naast het Krachtstation, waar stichting Attifa nu gevestigd is. Een mooie plek, midden in Kanaleneiland.
Ook is er contact geweest met woningcorporaties en projectontwikkelaars. Maar het gesprek aangaan met die partijen voor een woongemeenschap voor deze doelgroep is lastig. Het is een groep met een zeer laag inkomen, dus een lage huurprijs van de woningen is een absolute voorwaarde. Dit blijkt een groot struikelblok in onderhandelingen, terwijl ze soms al een heel eind op de goede weg leken te zijn. Als ze nu in gesprek gaan met partijen, beginnen Moeskops en Tahrioui dan ook direct over die lage huurprijs. “Vanwege de regels voor passend toewijzen mogen de huren voor deze inkomensgroep niet hoger dan €600 per maand zijn. Dus het is niet voldoende dat het om sociale huurwoningen met een huur tot 720 euro gaat. Woningcorporaties en particulieren zien de huurprijs van 600 euro vaak niet zitten, want een bedrag dat onder die 720 euro zit, is een extra verliesgevend bedrag”, aldus Tahrioui. ‘’De eerste vraag is vaak: hoeveel geld brengen jullie mee? Dan komen wij aan met ‘oudere Marokkanen zonder geld zoeken een woonruimte’, dat is niet echt sexy.’’
Wat Moeskops ook ziet bij deze initiatiefnemer en bij veel anderen is de afhankelijkheidspositie waar ze in verkeren bij het opzetten van een woonvorm. ‘’Je bent afhankelijk van personen die het project interessant vinden en willen steunen. Ik noem het ook wel een onzichtbare belemmering. Het draait om vragen stellen aan de juiste persoon en wachten op goedkeuring. Dit lijdt tot frustratie.’’ Abdelkader rekent op een ontwikkelperiode van tussen de zeven en tien jaar. Een lange adem is dus noodzaak. Wat zou hij nieuwe initiatiefnemers willen meegeven? “Behoud het enthousiasme, óók in moeilijke fases. Realiseer je als initiatiefnemer dat het een lastig en lang traject is. Het kan zomaar tien jaar duren”, zegt Tahrioui. Wat initiatiefnemers dan ook vooral goed kunnen gebruiken, is een ‘cursus volharding’ besluit Tahrioui lachend.